Op 3 september jl. zond staatssecretaris Struycken het WODC-onderzoek ‘De belangenbehartiger bij letselschade’ naar de Tweede Kamer. Aanleiding voor dit onderzoek was een motie waarin het kabinet werd opgeroepen om onderzoek te doen naar de kwalijke praktijken in de ongereguleerde praktijk van letselschadebehandelaars. Vandaag reageerde advocatenvereniging ASP op het WODC-rapport. Een aantal van de aanbevelingen onderschrijft de ASP, maar andere aanbevelingen schuift de advocatenvereniging beargumenteerd terzijde.
‘Niet gelukt beeld te krijgen van ongereguleerd circuit’
De ASP betreurt het dat, ondanks het vele en goede werk dat de onderzoekers hebben verzet, het ook de onderzoekers niet gelukt is om een goed beeld te krijgen van het ongereguleerde circuit en de kwalijke praktijken die zich daarin voordoen. “Het onderzoek bevat nu vooral (ook) een beschrijving van het wel gereguleerde circuit, dat was echter niet het doel van het onderzoek. Dit is mede veroorzaakt doordat het de onderzoekers, ondanks verschillende pogingen daartoe, niet is gelukt om ongebonden belangenbehartigers bereid te vinden hun medewerking te verlenen aan een interview. Deze uitkomst is temeer te betreuren, omdat uit het onderzoek (indicatief) blijkt dat niet minder dan 30% van de belangenbehartigers niet is aangesloten bij een belangen- of beroepsorganisatie.”
‘Ingrijpen overheid onontkoombaar’
Slachtoffers, zeker van ernstig letsel, moeten erop kunnen vertrouwen dat ze deskundig worden bijgestaan als ze de hulp inroepen van een belangenbehartiger, aldus de ASP. “Terecht merken de onderzoekers op dat slachtoffers van personenschade echter zelden in staat zijn om een gebrek aan kwaliteit te herkennen. Dat wordt nog eens bemoeilijkt door de door de onderzoekers in hun rapport genoemde vormen van misleiding en andere kwalijke praktijken. Daarom is ingrijpen door de overheid onontkoombaar.”
Kritiek op bepaalde aanbevelingen
Door de onderzoekers zijn niet minder dan dertien aanbevelingen gedaan, daarnaast adviseren ze op vier punten nader onderzoek te doen. Een aantal van deze aanbevelingen onderschrijft de ASP, al “past hier en daar een nuance”. Maar andere aanbevelingen worden door de ASP terzijde geschoven. Zoals de voorgestelde poortwachtersfunctie van verzekeraars. “De ASP mist een kritische(re) houding in het rapport naar de positie van aansprakelijkheidsverzekeraars. Nu wordt voor de oplossing van enkele knelpunten nadrukkelijk naar de verzekeraar gekeken, dat terwijl er bij de afwikkeling van letselschade hele duidelijke tegenstrijdige belangen spelen tussen het slachtoffer en de verzekeraar. Zo adviseren de onderzoekers om het de aansprakelijke en diens verzekeraar uitdrukkelijk toe te staan om onder voorwaarden ook rechtstreeks met het slachtoffer te communiceren. Dit om gestandaardiseerde informatie te verstrekken en navraag te doen naar de door het slachtoffer met de belangenbehartiger gemaakte afspraken. Nu dit de vertrouwensband tussen de belangenbehartiger en diens cliënt raakt, zou dit aan strenge voorwaarden moeten worden gebonden. Dat geldt temeer als de belangenbehartiger een gespecialiseerde advocaat is die aan alle opleidingseisen voldoet en onderworpen is aan tuchtrechtspraak.”
‘Maatregel normering van kostenverhaal te ingrijpend’
Een ander advies van de onderzoekers is om de wet zodanig aan te passen dat een delegatiegrondslag ontstaat voor nadere regels over normering van kostenverhaal, bijvoorbeeld na advies van een vaste commissie letselschade. Dit vindt de ASP een te ingrijpende maatregel. “Daarmee grijpt de overheid, zonder enige verdere kwaliteitsborging, diep in op de markt van rechtsbijstandverlening aan slachtoffers. Datzelfde geldt voor het bepleite nadere onderzoek naar normering van de kosten. Het is veel efficiënter om in art. 6:96 BW (nog beter) te expliciteren dat het bij de daar genoemde kosten moet gaan om kosten van een ter zake deskundige. Die deskundigheid zou moeten blijken uit gevolgde opleidingen en relevante lidmaatschappen van specialisatieverenigingen, die ook de permanente educatie borgen. Ontstaat er een geschil over de vergoeding van die kosten dan kan dat geschil (in het geval de belangenbehartiger een LSA/ASP-advocaat is) worden beslecht door de LSA Geschillencommissie Declaraties of de (deelgeschil)rechter.”
‘Positie De Letselschade Raad precair’
Ook uit de ASP kritiek op de manier waarop in het WODC-rapport wordt gesproken over De Letselschade Raad. “Opvallend is dat de onderzoekers enerzijds adviseren om nader onderzoek te doen naar de positionering van De Letselschade Raad, terwijl ze voor diezelfde raad in het rapport op meerdere punten een taak zien weggelegd. De positie van De Letselschade Raad is precair geworden nu de Raad na 26 jaar eenzijdig heeft besloten om de letselschadeadvocatuur niet meer toe te staan toehoorder te zijn. De Raad dwingt daarmee de letselschadeadvocatuur in een rol die haar – gezien haar positie in de rechtstaat – niet past: die van deelnemer. Over de vraag of de LSA toetreedt als deelnemer wordt later dit jaar gestemd. De ASP zal de bij haar aangesloten advocaten adviseren om tegen deelname aan De Letselschade Raad te stemmen. Tegen die achtergrond is het goed dat de onderzoekers het kabinet adviseren om als overheid de implementatie van de gedane aanbevelingen te coördineren.”
Ondanks de kritiek is de ASP bereid om mee te praten over de aanbevelingen. “Over de waardering en implementatie van de voorstellen treedt de ASP graag in overleg met de staatssecretaris, om tot een (veel) betere bescherming van slachtoffers te komen!”