Helaas blijkt soms dat bij een (sport)evenement een ongeval in een klein hoekje zit, met kans op (ernstig) letsel. Dan is de vraag wanneer de organisator van een sportevenement aansprakelijk is voor de ontstane schade. Aan de hand van een uitspraak van de rechtbank Limburg, legt Timothy Boerendonk uit hoe dit wordt beoordeeld.
De feiten
Op 28 mei 2016 doet verzoekster mee aan een evenement in Venlo. Bij dit evenement moeten de deelnemers een parcours met verschillende hindernissen afleggen. De deelnemers klimmen daarbij via een houten trapje uit de Maas op een steiger. Vervolgens verlaten de deelnemers deze steiger weer via ijzeren stijgerbuizen.
Toen verzoekster uit het water kwam en de steiger via de buizen wilde verlaten, gleed zij met haar voet vanaf de bovenste ijzeren buis. Hierdoor is zij anderhalf tot twee meter gevallen. Daarbij ontstond letsel: scheurtjes in haar staartbeen en letsel aan haar voet.
Verzoekster stelt daarom de organisator van het sportevenement aansprakelijk voor de geleden schade. Dit doet zij op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek. De organisator wees iedere aansprakelijkheid van de hand. Daarop start verzoekster een deelgeschilprocedure. De vraag of organisator aansprakelijk is voor de ontstane letselschade is de kern van de procedure.
Het juridisch kader
Inleiding
Voordat ik de beoordeling door de kantonrechter bespreek, leg ik eerst het juridisch kader uit. Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW moet worden voldaan aan vijf vereisten. De organisator moet onrechtmatig hebben gehandeld. Die onrechtmatige daad moet aan organisator toegerekend kunnen worden. Er moet schade zijn ontstaan. Die schade moet in causaal verband staan tot de onrechtmatige daad. Tot slot moet sprake zijn van relativiteit. Dat wil zeggen dat de geschonden norm moet strekken ter bescherming van de ontstane schade.
De kelderluikcriteria
Bij de beoordeling van het eerste vereiste, de onrechtmatige gedraging, toetst de rechter of de organisator in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende zorgplicht. Uit het Turnongeval-arrest (voor de liefhebber: HR 6 oktober 1995, NJ 1998/190 (Turnongeval)) volgt dat er op de organisatie van een sportevenement een verzwaarde zorgplicht rust om de veiligheid van de georganiseerde activiteiten te waarborgen. Bij de beantwoording van de vraag of de organisator aan deze zorgplicht heeft voldaan, wordt getoetst aan de criteria uit het Kelderluikarrest (HR 5 november 1965, NJ 1966/136 (Kelderluik)). Dat zijn (kort gezegd):
- Hoe waarschijnlijk het is dat een deelnemer aan een sportevenement niet de nodige oplettendheid en voorzichtigheid in acht neemt,
- Hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan,
- Hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en
- Hoe bezwaarlijk het is om veiligheidsmaatregelen te nemen.
Geen sport- en spel
Het feit dat het om een sportevenement gaat, waarbij deelname daaraan op zich al risico’s met zich meebrengt, doet niet af aan de zorgvuldigheidsverplichting. Dat geldt ook voor de aansprakelijkheid indien de zorgplicht is geschonden. Het betreft hier immers geen letsel dat tijdens sport of spel door een andere deelnemer is toegebracht. Dit volgt uit het Skeelerarrest (HR 25 november 2005, NJ 2007/141), waarbij de betrokken organisator wegens schending van de zorgplicht aansprakelijk werd geacht, terwijl het ook een fout van de betrokken sporter zelf betrof.
Tegen deze achtergrond bespreek ik het oordeel van de kantonrechter in deze zaak.
Het oordeel van de kantonrechter
Aan de hand van de Kelderluikcriteria toetst de kantonrechter of de organisator van het sportevenement zijn zorgplicht schond.
De voorzienbaarheid van een ongeval
Volgens de kantonrechter is het voorzienbaar dat deelnemers aan een stormloop niet altijd de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen. Dit geldt in het bijzonder voor evenementen zoals deze, waaraan ook onervaren deelnemers meedoen, die zich niet altijd bewust zijn van de gevaren die aan de deelname kleven. Hier had de organisator dan ook rekening mee moeten houden.
De kans op schade
Vervolgens overweegt de rechter hoe groot de kans is dat uit die niet-oplettendheid ongevallen ontstaan. De kantonrechter oordeelt dat het hier om een potentieel gevaarlijke situatie gaat. Hij overweegt namelijk dat het ongeval plaatsvond op een onderdeel van het parcours waar de deelnemers druipend nat waren. Daarbij moest verzoekster langs ijzeren buizen (die gedeeltelijk nat waren) achterstevoren van een stellage omlaag klimmen. In een situatie waarbij deelnemers van (natte) ijzeren buizen van ongeveer anderhalf tot twee meter hoogte naar beneden moeten klimmen, is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan relatief groot. Dit geldt temeer nu kan worden verwacht dat een deelnemer niet steeds de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht neemt.
Daarna oordeelt de rechter dat de kans dat door een val van anderhalf tot twee meter hoogte ongevallen met ernstige gevolgen kunnen plaatsvinden, relatief groot is. Daarom wordt van de organisator verwacht dat hij veiligheidsmaatregelen neemt. Dit om schade bij deelnemers zo veel als mogelijk te voorkomen of te beperken.
Voldeden de getroffen maatregelen?
Voorts beoordeelt de kantonrechte of de genomen voorzorgsmaatregelen voldeden. De kantonrechter oordeelt dat gelet op het ontbreken van enige veiligheidsmaatregel de organisator niet de vereiste maatregelen nam. Hij had in dit specifieke geval maatregelen kunnen én moeten nemen om het valrisico te verminderen. Bijvoorbeeld door het creëren van een ‘zachte landing’ op een (val)mat en/of te zorgen voor voldoende toezicht op en begeleiding van deelnemers.
Gelet op het voorgaande verklaart de kantonrechter voor recht dat de organisator aansprakelijk is voor de door de val ontstane letselschade van verzoekster.
Wat leert deze uitspraak ons?
Als bij de uitoefening van een sportevenement letsel ontstaat bij een deelnemer dan is de vraag of de organisator aan zijn zorgplicht voldeed. Met andere woorden, nam hij voldoende maatregelen ter bescherming van de deelnemers. Uit het Skeelerarrest blijkt dat het daarbij niet van belang is of de sportactiviteiten op zichzelf al een risicovolle gedraging meebrengen.
De beoordeling richt zich op de te nemen en genomen veiligheidsmaatregelen. Daarbij toetst de rechter aan de kelderluikcriteria. Hij toetst de kans op een ongeval, de kans op het ontstaan van (letsel)schade en de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen. Naarmate de kans op een ongeval, waardoor letselschade kan ontstaan groter is en de maatregelen om die schade te voorkomen makkelijker zijn te nemen zal er eerder een schending van de zorgplicht worden aangenomen.
Schond de organisator zijn zorgplicht? Dan handelt de organisator onrechtmatig naar de gekwetste deelnemer. Het gevolg daarvan is dat de organisator verplicht is om de ontstane (letsel)schade vergoeden.
(Bron: Vogelaar Bosch Spijer Advocaten)