Een voormalig hoofd administratie van een advocatenkantoor gespecialiseerd in letselschade is volgens de kantonrechter aansprakelijk voor een schade van ruim €61.000. De werknemer heeft volgens de rechter opzettelijk en op slinkse wijze grote geldbedragen aan de werkgever onttrokken. Het kantoor, dat 24 medewerkers telt, vertrouwde de werknemer volledig toe met de financiële administratie.
Het ging om een werknemer die sinds begin 2017 in dienst was bij een middelgroot advocatenkantoor, gespecialiseerd in letselschade. De oprichter van het kantoor had haar zelf benaderd om de financiële administratie op te zetten en te beheren. Er bestond een voorafgaande werkrelatie tussen beiden, wat de basis vormde voor een vertrouwensband. In haar functie was de werknemer verantwoordelijk voor de volledige financiële administratie: debiteuren, crediteuren, lonen en declaraties. Zij beschikte over meerdere bankpassen en had ruime bevoegdheden voor het verrichten van betalingen.
Onregelmatigheden
Na verloop van tijd kwamen er signalen van onregelmatigheden in de administratie. De werkgever startte daarop een intern onderzoek, waarbij stap voor stap werd vastgesteld dat de werknemer gedurende meerdere jaren op systematische wijze geldbedragen en goederen had onttrokken aan de onderneming. Zij deed dit door privé-aankopen te doen op naam van de werkgever, zichzelf zonder declaratie extra bedragen uit te betalen via het salarissysteem, en door geld over te maken naar een persoonlijk bankrekeningnummer dat onbekend was bij de werkgever.
Cruciaal daarbij was dat zij de betalingen wegboekte onder neutrale grootboekposten zoals ‘kantoorkosten’ of ‘overige personeelskosten’, zodat deze niet opvielen in de reguliere boekhoudkundige controles en er ook geen factuur vereist was. Daarmee wist zij zich lange tijd aan het zicht van de werkgever en de externe boekhouder te onttrekken.
Geen openheid van zaken
De werknemer werd meermaals benaderd met het verzoek om toelichting te geven op de geconstateerde afwijkingen. Zij weigerde elke vorm van medewerking. Ook in de daaropvolgende civiele procedure liet zij verstek gaan, wat tot gevolg had dat zij geen enkel inhoudelijk verweer voerde. De rechtbank stelde op basis van het uitgebreide en goed onderbouwde onderzoek van de werkgever vast dat er sprake was van handelen met opzet. In de zin van artikel 7:661 lid 1 BW betekent dit dat de werknemer in beginsel aansprakelijk is voor schade die zij aan haar werkgever heeft toegebracht, mits sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.
De rechter verwierp het verweer van de werknemer dat de werkgever had nagelaten om haar functioneren adequaat te controleren. Daarbij werd overwogen dat een werkgever in beginsel mag uitgaan van de integriteit van het personeel, zeker wanneer een relatie van vertrouwen bestond, zoals in dit geval. Bovendien bleek uit de toelichting van de oprichter van het kantoor dat er wel degelijk steekproefsgewijze controles werden uitgevoerd, maar dat die vanwege de boekingswijze van de werknemer de fraude niet aan het licht brachten. De werkwijze van de werknemer was specifiek ingericht om deze controles te ontwijken.
De rechter concludeerde dat aan deze zware aansprakelijkheidsdrempel werd voldaan. De gedragingen van de werknemer waren geraffineerd, structureel en met het kennelijke doel zichzelf te verrijken ten koste van haar werkgever. Daarmee was sprake van opzettelijk onrechtmatig handelen en werd haar aansprakelijkheid vastgesteld.
Schadevergoeding
De werkgever werd in het gelijk gesteld en kreeg een schadevergoeding toegewezen van ruim €61.000, waarvan al een klein deel bij het einde van het dienstverband in mindering was gebracht, zodat het resterende te betalen bedrag €55.734,17 bedroeg. Daarnaast werd ook een vordering tot vergoeding van juridische kosten van ruim €6.000 toegewezen. Hoewel dergelijke kosten slechts bij hoge uitzondering vergoed worden in arbeidszaken, achtte de kantonrechter dat in dit geval gerechtvaardigd, gelet op het opzettelijke karakter van het handelen en het feit dat de werknemer elke verantwoording weigerde. De kantonrechter merkte op dat de werkgever daardoor genoodzaakt was juridische bijstand in te schakelen en dat de gemaakte kosten in dat licht redelijk waren. Ook een vergoeding van €5.000 voor de gemaakte onderzoekskosten werd toegekend, nu het om een omvangrijke en diepgravende interne analyse ging die noodzakelijk was om de fraude in kaart te brengen.