Onlangs oordeelde de Rechtbank Amsterdam over de overlevingskansen die een man had gehad, indien de betrokken artsen hadden gehandeld conform de professionele standaard. De aansprakelijkheid voor het onzorgvuldige handelen van de betrokken artsen is komen vast te staan. In de procedure gaat het over de vraag welke gevolgen het handelen van de artsen heeft gehad op het verloop van de ziekte van de man.

Door mr. Femke Uijen

Wat is er gebeurd?
Een radioloog heeft op 12 januari 2016, naar achteraf bleek ten onrechte, geconstateerd dat op een CT-scan van een mannelijke patiënt geen lymfekliervergroting zichtbaar was. Ook heeft een internist, naar achteraf bleek eveneens ten onrechte, medegedeeld dat op de PET-scan van 1 februari 2016 geen afwijkingen zichtbaar waren. Aansprakelijkheid is door het betrokken ziekenhuis erkend voor het melden van de verkeerde uitslag van de PET-scan en voor de onjuiste beoordeling van de CT-scan. Hiermee staat vast dat de betrokken artsen niet hebben gehandeld zoals dat van een redelijk handelende en redelijk bekwaam vakgenoot mocht worden verwacht.

Gevolgen onzorgvuldig handelen en ziekteverloop
In de procedure gaat het om de vraag welke gevolgen het handelen van de artsen heeft gehad op het ziekteverloop van de man. Uiteindelijk is komen vast te staan dat de man kanker had. De rechter gaat er in de procedure van uit dat het gaat om een niet-kleincellig carcinoom. Dit is een vorm van longkanker. Ten tijde van de behandelingen in het ziekenhuis bevond de kanker zich in stadium IIIb. In dit stadium is er al sprake van uitzaaiingen.

Door het onzorgvuldige handelen van de betrokken artsen is de juiste diagnose pas later gesteld. De diagnose werd in de situatie met medische fout pas bekend op 1 maart 2016, terwijl deze diagnose in de hypothetische situatie zonder medische fout al op 4 februari 2016 bekend zou zijn geweest. Nu het gaat om een snelgroeiende tumor is deze periode van groots belang geweest. In de situatie zonder medische fout was de man in aanmerking gekomen voor chemoradiotherapie. De behandeling van de man zou dan volgens de rechtbank, die zich bij deze beoordeling laat leiden door het rapport van een geraadpleegde deskundige, gestart zijn ergens tussen 4 en 8 februari 2016.

Te verwachten resultaten bij snellere behandeling
De rechtbank heeft aan een deskundige vragen voorgelegd over de te verwachten resultaten van de behandeling die zonder medische fouten zou zijn ingezet. Volgens de deskundige zou de tumor van de man gevoelig zijn geweest voor een combinatiebehandeling van chemotherapie met radiotherapie. De man zou dan naar alle waarschijnlijkheid nog een aantal jaar hebben geleefd.

Uiteindelijk is de man op 20 maart 2016 door een verstikking als gevolg van de uitzaaiingen van de tumor komen te overlijden. Volgens de deskundige zou het overlijden van de man als gevolg van een verstikking te vermijden zijn geweest als tijdig de juiste behandeling gestart zou zijn. Een tijdige behandeling had namelijk geleid tot het slinken van de tumormassa, met het wegvallen van de compressie op bloedvaten en luchtwegen tot gevolg.

Kortom, volgens de deskundige had een tijdige behandeling in de vorm van chemoradiotherapie de verstikking en dus het overlijden kunnen voorkomen. In de hypothetische situatie zonder toerekenbaar delay door de betrokken artsen zou de man dus behandeld zijn. Door deze behandeling had de man vervolgens overlevingskansen gehad. De deskundige heeft verwezen naar een tabel waarin de overlevingskansen beschreven staan voor iemand met een niet-kleincellige longcarcinomen. Deze tabel toont hoeveel procent van de patiënten na x jaar na de diagnose niet-kleincellig longcarcinoom nog in leven is. De rechter komt dan ook tot de beslissing dat de handelwijze van de betrokken artsen van wezenlijke invloed zijn geweest op de overlevingskansen van de man.

Conclusie
De rechtbank verklaart voor recht dat indien door de betrokken artsen was gehandeld zoals van redelijk handelende en redelijk bekwame vakgenoten verwacht mocht worden, ervan moet worden uitgegaan dat de man later dan 20 maart 2016 zou zijn overleden, hij in de periode tot 20 maart 2016 minder ernstig en minder lang pijn zou hebben gehad, dat hij niet op 20 maart 2016 aan verstikking zou zijn overleden en dat de overlevingskansen dan aanwezig waren geweest. Uiteindelijk beslist de rechtbank dat het ziekenhuis gehouden is tot het vergoeden van de overlijdensschade op basis van de percentages die zien in de overgelegde tabel door de deskundige.

U kunt de uitspraak hier teruglezen.

(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)