In het toezicht op advocaten zijn verbeteringen mogelijk op het vlak van uniformiteit, effectiviteit en transparantie, dat blijkt uit het WODC-rapport Evaluatie Wet positie en toezicht advocatuur. De onderzoekers constateren aanzienlijke verschillen tussen arrondissementen bij de inzet van de instrumenten en de aandacht die aan toezichtspeerpunten besteed wordt.

De lokale Deken
Prima dat de deken de enige toezichthouder is zijn arrondissement, aldus de onderzoekers. Wel problematisch is dat hij wordt gekozen door degenen op wie hij toezicht houdt.  Dat kan zijn onafhankelijkheid aantasten. De deken zou zich daarnaast bij het toezicht niet moeten laten assisteren door andere leden van de raad van de orde. Die zijn zelf immers ook onderwerp van toezicht.

Minister Dekker onderschrijft deze aanbeveling. ‘Met de NOvA ga ik de komende maanden een andere verkiezingswijze uitwerken’, zegt hij. Mogelijk schaart hij zich achter het voorstel van de lokale dekens. Die willen het verkiezingsproces in tweeën knippen. De lokale deken wordt voorgedragen door de lokale orde van advocaten, waarna de benoeming plaatsvindt door een ander – centraal – orgaan. Dat kan het dekenberaad zijn, het College van Toezicht of de algemene raad van de NOvA.

Algemeen Deken
Op dit moment is de landelijk deken niet alleen voorzitter van de algemene raad van de NOvA, maar ook voorzitter van het College van Toezicht. Die combinatie verdraagt zich slecht met de vereisten van onafhankelijkheid en transparantie, menen de onderzoekers. Zijn kennis en expertise zijn binnen het CvT echter welkom. Dat leidt tot de conclusie dat een andere positionering van de algemeen deken binnen het CvT wenselijk is, zonder het kind met het badwater weg te gooien. Ze adviseren de algemeen deken niet langer de voorzitter te laten zijn, maar gewoon CvT-lid. Eén van de kroonleden moet dan voorzitter worden.

Minister Dekker laat de Tweede Kamer weten gecharmeerd te zijn van deze ‘middenweg’.

Het Dekenberaad
Onverwacht, maar positief vinden de onderzoekers het dat het dekenberaad zich heeft ontwikkeld tot belangrijk overlegorgaan van de lokale dekens. Eigenlijk had het College van Toezicht het toezichtsbeleid moeten vaststellen, maar dat heeft het overgelaten aan het dekenberaad. Complicatie daarbij is dat het dekenberaad geen formele wettelijke positie heeft en dus niet de bevoegdheid heeft om beleidsregels vast te stellen. De afzonderlijke dekens als bevoegde bestuursorganen mogen dat weer wel. Volgens de onderzoekers doet dat afbreuk aan het vereiste van uniformiteit en effectiviteit. Ze stellen voor de formele bevoegdheid weg te halen bij het CvT en neer te leggen bij het dekenberaad.

Minister Dekker gaat met de NOvA bezien op welke wijze de artikelen 17a en 22 Aw aangepast kunnen worden, zodat het dekenberaad een formele rol kan krijgen. Als het dekenberaad wordt aangewezen als wettelijk toezichthouder op de advocatuur in plaats van de dekens, werken de dekens straks onder verantwoordelijkheid van het dekenberaad.

(Bron: Het Advocatenblad)