Een bedrijf uit het Limburgse Belfeld en een 52-jarige leidinggevende zijn verantwoordelijk voor een noodlottig ongeval van een werknemer die tijdens het saneren van asbest door het dak van een metershoge loods zakte. De rechtbank Oost-Brabant legt het bedrijf een geldboete op van 30.000 euro, waarvan 15.000 euro voorwaardelijk. De leidinggevende krijgt een taakstraf van 80 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk.

Het bedrijf kreeg in mei 2018 de opdracht om asbestsaneringswerkzaamheden uit te voeren aan een loods in Berkel-Enschot. Twee medewerkers gingen die dag het dak op via een ladder. Op enig moment zakte één van de mannen in het midden van het dak door een nokstuk en kwam ruim vijf meter lager op een betonnen vloer terecht. Hij liep daarbij ernstige verwondingen op aan onder meer zijn hoofd. Het slachtoffer heeft in coma gelegen en kwam daarna in een blijvende toestand van bedlegerigheid en hulpbehoevendheid terecht.

De rechtbank oordeelt dat het bedrijf en de leidinggevende schuld hebben aan het zware letsel dat de medewerker opliep. Het ongeval leidde uiteindelijk weliswaar tot de dood van het slachtoffer, maar volgens de rechtbank is geen sprake van dood door schuld. Gelet op zijn uitzichtloze situatie heeft het slachtoffer zelf verzocht te sterven. Het bedrijf is verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid en daarmee voor de veiligheid van werknemers, de leidinggevende had kunnen en moeten voorkomen dat zijn bedrijf nalatig was. Het slachtoffer droeg weliswaar een harnas en had een valblok bij zich om zich te kunnen aanlijnen, maar deed dit uiteindelijk niet. In het werkplan was niet vermeld waar de twee medewerkers zich vast hadden moeten maken. Ook was geen toezicht aanwezig om te controleren of de mannen zichzelf wel aanlijnden. Verder waren op het dak geen leuningen aangebracht, was geen bordes en ook een werkvloer ontbrak. Het aanwezige valgevaar tijdens de werkzaamheden is evenmin tegengegaan door het aanbrengen van andere voorzieningen.

Door de schuld van het bedrijf en de leidinggevende was het slachtoffer vrijwel niet meer in staat tot enig zelfstandig handelen. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, het leed van de nabestaanden niet ongedaan zal kunnen maken. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er verder rekening mee dat het bedrijf inmiddels niet meer actief is, dat geen omzet meer wordt gegenereerd en dat het besluit tot opheffing reeds is genomen. De leidinggevende, eveneens directeur van het bedrijf, werkt nu als zzp-er en voelt de financiële boete van zijn bedrijf. De rechtbank stelt die geldboete uiteindelijk vast op 30.000 euro, waarvan 15.000 euro voorwaardelijk. De leidinggevende krijgt een taakstraf van 80 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk.

(Bron: Rechtspraak)