Wel of geen compensatie voor slachtoffers van het chroom-6 drama? Een onafhankelijke commissie buigt zich over die vraag. Ruim 700 aanvragen vielen op de deurmat. Het merendeel afkomstig van werklozen die tijdens een verplichte re-integratie in aanraking kwamen met de kankerverwekkende stof. Hoogleraar bestuursrecht Jurgen de Poorter (Tilburg University) is lid van deze commissie en vertelt over zijn ervaringen.
Na het telefoontje van burgemeester Wetering hoefde hij niet lang na te denken. Of hij zitting wilde nemen in de commissie die toeziet op de compensatieregeling voor slachtoffers van het chroom-6 schandaal? Natuurlijk wilde hij dat. Jurgen de Poorter: “Het gaat om een maatschappelijk zeer ingrijpend dossier. Ik vind het mijn morele plicht om dat te doen.”
De commissie, die verder bestaat uit voorzitter Jacobine Geel (theologe, presentatrice en voorzitter van GGZ Nederland), en commissielid Wim van der Meeren (voormalig bestuursvoorzitter zorgverzekeraar CZ) is ondertussen alweer een halfjaar aan het werk. Tijd om een tussenbalans op te maken.
Wat is de opdracht van de commissie?
“Primair is het onze opdracht om uitvoering te geven aan de regeling tegemoetkoming Chroom-6 (zie kader). Maar de boodschap die de commissie heel duidelijk meekreeg is om niet slechts mechanisch vergoedingen ‘uit te keren’, maar ook om als een soort verzoeningscommissie een rol te spelen bij het herwinnen van het vertrouwen in het openbaar bestuur. Want dat is natuurlijk beschadigd door deze hele affaire.”
Ontmoeten jullie de mensen die een aanvraag doen?
Het accent heeft deze eerste periode vooral gelegen op de groep die een aanvraag heeft gedaan voor de 7000 euro- regeling. Voor zover die aanvraag voor 1 mei was gedaan, moesten wij daarover snel beslissen, zodat het bedrag voor 7 juli kon worden uitgekeerd. De gemeente heeft destijds een heldere registratie bijgehouden van wie er in het tRom-project hebben gewerkt, dus daar konden wij ons oordeel meestal goed op baseren.
In de overgrote meerderheid van de gevallen bleek dat de aanvragers daar inderdaad hadden gewerkt en konden wij de immateriële schadevergoeding toekennen.
Onlangs zijn we begonnen met de tweede tranche. Dat zijn de mensen die claimen ziek te zijn geworden door blootstelling aan chroom-6. In deze zaken is het soms ook belangrijk om een luisterend oor te bieden en het gesprek aan te gaan. Daarom organiseren we ook wel hoorzittingen.
Zijn er al hoorzittingen geweest?
Tot nu toe hebben wij drie keer een hoorzitting belegd. Dat waren in alle drie de gevallen nabestaanden. Mensen die een familielid hebben verloren en claimen dat dit door de gevolgen van blootstelling aan chroom-6 komt.
Het lastige aan deze zaken is dat dit wel nabestaanden zijn in de zin van het burgerlijk wetboek. Erfgenamen. Maar geen nabestaanden in de zin van de regeling. De regeling definieert het begrip nabestaanden namelijk heel beperkt. Alleen de partner of de kinderen van de tRom- deelnemers en medewerkers worden als nabestaanden aangemerkt. En alleen zij kunnen aanspraak maken op een nabestaandenvergoeding.
De slachtoffers waar het in deze zaken om ging zijn kinder- en partnerloos gestorven. Een broer of zus van de overledene deed aanvraag voor de vergoeding. Maar zij komen hiervoor dus niet in aanmerking.
Wat is de toegevoegde waarde van een hoorzitting in dit soort situaties?
Allereerst is het belangrijk om uit te leggen wat wij als commissie wel en niet voor hen kunnen doen. Daarnaast wilden we deze mensen vooral de gelegenheid geven om hun verhaal te vertellen. Uit hun brieven sprak veel woede en onbegrip over het optreden van het openbaar bestuur.
Want dat is dus een belangrijke rol van deze commissie. Niet alleen mechanisch mededelen: u bent geen nabestaande, dus u komt niet voor vergoeding in aanmerking. Maar met mensen in gesprek gaan en luisteren naar wat ze aan ons kwijt willen. De samenstelling van de commissie met voorzitter Jacobine Geel, helpt daar ook bij.
Hoe hebt u het contact met slachtoffers ervaren?
Het is ingrijpend om de verhalen te horen, maar ook buitengewoon nuttig om echt een gevoel te krijgen voor de ernst en de indringendheid van dit hele dossier.
Los van chroom-6 gaat het vaak om mensen die hulpbehoevend zijn. Geen werk, in de schuldsanering en veel moeite om zich op papier en mondeling uit te drukken. Mensen bij wie de problemen zich opstapelen.
Wat is uw indruk na deze gesprekken, waar zit de grootste pijn bij de mensen in dit verhaal?
De pijn zit denk ik vooral in de grote mate van spanning en onzekerheid waarin ze al lange tijd verkeren. In hun ogen, heel begrijpelijk, door toedoen van de drie betrokken partijen (gemeente Tilburg, NS Nedtrain en het Spoorwegmuseum). Je merkt ook dat mensen in allerlei opzichten tegen instanties aanlopen en daardoor een groot gevoel van machteloosheid ervaren.
Hoe reageert u daar op?
Wij proberen in ieder geval goed uit te leggen wat onze rol is. We benadrukken dat wij onafhankelijk van de drie partijen opereren. Dat we hun geschiedenis willen horen en dat we proberen het maximale voor hen te doen. Binnen de mogelijkheden die de regeling ons daartoe biedt. En soms kan het ook niet, dan zijn we daar ook eerlijk in.
Dat is denk ik belangrijk, om eerlijk en transparant te zijn over hoe die regeling wordt toegepast. Dat was ook de reden waarom we in deze drie gevallen de mensen hebben gehoord. Wat je moet voorkomen is dat mensen zich nog een keer overrompeld voelen door een advies en het daaropvolgende besluit van het college van B&W.
Wat was de reactie van de nabestaanden?
Het was emotioneel, zowel voor de nabestaanden, als ook voor de leden van de commissie om de verhalen te horen. Maar wij zijn door die gesprekken gesterkt in het idee dat zo’n hoorzitting en meer in het algemeen onze rol als commissie echt een wezenlijke functie heeft.
We hebben uitgelegd dat we mogelijk niet aan hen konden bieden wat ze van ons verwachten. Daar was, in ieder geval aan het einde van het gesprek, wel begrip voor. Ik meende bij alle partijen te merken dat ze het prettig vonden dat ze hun verhaal hebben kunnen doen. En dat ze het waarderen dat een onafhankelijke commissie goed naar hun dossier kijkt.
Dit waren familieleden van mensen die al zijn overleden. Nu komen jullie aan bij de groep mensen die ziek zijn geworden en bij de overledenen van wie de kinderen en/of partners een aanvraag hebben ingediend?
Inderdaad. We hebben de eerste dossier al op ons bureau gehad, maar de eerste adviezen zijn nog niet gegeven.
Om hoeveel aanvragen gaat het in deze tweede fase?
Op 31 augustus waren er vierenvijftig aanvragen binnen. Dit is inclusief nabestaanden en erfgenamen niet zijnde nabestaanden in de zin van regeling. Het gaat dus om ruim vijftig aanvragen voor een vergoeding op basis van artikel 3 van de regeling. Dat zijn de ziektegevallen.
Met wat voor soort gezondheidsproblematiek komen mensen naar jullie toe?
Ik heb nog niet alle vierenvijftig dossiers gezien, maar al wel een selectie. De aard van de aandoeningen varieert, het gaat om mensen met huidaandoeningen tot de meest ernstige longaandoeningen, zoals longkanker.
Hoe beoordeel je of iemand in aanmerking komt voor de extra tegemoetkoming?
Misschien is het goed om eerst te vertellen wat wij niet doen. Als iemand met longkanker een aanvraag bij ons doet, hoeven wij niet vast te stellen of die longkanker is veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6. Of dat de betrokkene misschien stevig heeft gerookt en het plausibel is dat hij daardoor kanker heeft gekregen. In die causaliteitsvraag hoeven wij niet te treden.
Wij hebben slechts vast te stellen of betrokkenen een ziekte heeft die voorkomt op de lijst van chroom-6 gerelateerde aandoeningen, die is opgesteld door het RIVM. Verder kijken we of de klachten binnen een vastgestelde termijn na het uitvoeren van de werkzaamheden zijn ontstaan. Ook het type en de duur van de werkzaamheden die bij tROM zijn uitgevoerd spelen een rol bij de beoordeling.
Zou u dat wat concreter kunnen maken? Bijvoorbeeld iemand heeft longkanker en het medisch dossier toont aan dat die mogelijk veroorzaakt is door het werk bij tROM.
De regeling voorziet dan in een bepaald bedrag aan immateriële schadevergoeding. Voor dit type aandoening zal dat in de hoogste categorie zitten. Er is weinig speelruimte voor de commissie om zelf een oordeel te vormen en daar een passend bedrag bij te vinden. Maar hoe de commissie heel concreet met die zaken om zal gaan, daarin zullen we de komende periode onze weg moeten vinden.
Zijn er al bepaalde zaken waar jullie tegen aan zijn gelopen?
Wij hebben bij deze eerste dossiers vooral gekeken naar wat we kunnen verwachten. Wat is het soort informatie dat we krijgen? Kunnen we op basis daarvan tot een oordeel komen of hebben we daar nog andere deskundigheid voor nodig? Op basis van die eerste ervaringen zijn we tot de conclusie gekomen dat het verstandig is om een medisch deskundige te laten meekijken.
Bij een aanvraagformulier moet namelijk ook een medische verklaring toegevoegd worden, vaak is dat niet meer dan een huisartsjournaal, waaruit de commissie kan afleiden wat er met betrokkene aan de hand is of was. Zo’n dossier staat vol met medische vaktaal en wij zijn alle drie geen medicus. Daarom hebben we een arts gevraagd om de dossiers te structureren, en waar nodig, informatie op te vragen bij de behandelend artsen. Onze arts heeft als taak het dossier voor ons te vertalen in termen van de regeling. Bijvoorbeeld of dat wat de behandelend arts heeft geconstateerd, te relateren is aan één van de aandoeningen van de RIVM-lijst.
Geeft deze arts ook nog advies?
Nee, onze arts geeft geen advies over het uitvoeren van de regeling, dat is uitdrukkelijk aan de commissie.
Critici vinden het maximale bedrag van 40.000 euro te laag voor mensen die bijvoorbeeld long-, maag- of neuskanker hebben gekregen. Hoe kijkt de commissie hier naar?
Wij hebben als commissie niet de opdracht om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat in de regeling aan de betrokken belangen is toegekend, te beoordelen. Onze taak is om de regeling uit te voeren. Wij zijn daarin gehouden aan de bedragen zoals die in de regeling zijn geformuleerd.
In de regeling zit wel een hardheidsclausule, dus wanneer toepassing van de regeling tot heel onrechtvaardige gevolgen leidt, dan kan de commissie in uitzonderlijke gevallen adviseren om van de regeling af te wijken. Maar dat doen wij met grote terughoudendheid.
Bottom line is dat wij deze regeling moeten toepassen en wat wij daarvan vinden is verder niet zo heel belangrijk. Overigens geldt ook dat het indienen van een verzoek om immateriële schadevergoeding niet in de weg staat aan het volgen van de aansprakelijkheidsroute naar de burgerlijke rechter.
Maar ik kan me wel voorstellen dat het in gesprekken met slachtoffers aan de orde kan komen.
Dat zou inderdaad ter sprake kunnen komen in de gesprekken die we nog zullen gaan voeren. Ik denk dat we daar hetzelfde zullen doen als wat we tot nu toe hebben gedaan. Namelijk uitleggen wat onze taak is in het licht van de regeling. Maar dat onze taak ook een zekere grens kent. Dat is nou eenmaal zo.
Hoe ver zijn jullie in het proces?
Ik verwacht niet dat er nog heel veel nieuwe verzoeken zullen binnenkomen. Het overgrote deel van de 7000 euro- regeling is afgehandeld en uitbetaald.
Het zwaartepunt ligt nu op de ziektegevallen, die we in de komende maanden zullen gaan behandelen. Daarna kan het zijn dat een aantal mensen ontevreden is met de uitkomsten en dat we daar nog eens naar moeten kijken in een heroverwegingsprocedure. Maar het hoogtepunt ligt nog in dit kalenderjaar.
Tot slot: wat is het maatschappelijke belang van deze regeling?
Dat we tegemoet komen aan gevoelens van onvrede en onzekerheid die mensen hebben ervaren als gevolg van dit dossier. Op een informele, burgervriendelijke en bovenal onafhankelijke manier.
Dat is iets wat we vaak moeten uitleggen, dat wij geen onderdeel zijn van het bestuurlijk apparaat van de gemeente Tilburg. Maar een onafhankelijke beoordelingscommissie. Wij staan op afstand van de politiek verantwoordelijken en van het ambtelijk apparaat dat al die tijd betrokken is geweest bij dit dossier. Wij zijn alle drie op geen enkele wijze gebonden aan een van de drie partijen die hierbij betrokken zijn.
Onze vergaderingen en hoorzittingen zijn daarom bewust niet in het gemeentekantoor, maar op een vergaderlocatie in Tilburg centrum. Om zo duidelijk tot uitdrukking te brengen dat wij absoluut geen onderdeel zijn van het gemeentelijk apparaat.
Hopelijk kunnen we daarmee bijdragen aan het herstel van het vertrouwen in de instituties.
De chroom-6 affaire
Tussen 2004 en 2012 werden ruim achthonderd mensen met een uitkering verplicht te werk gesteld bij het re-integratieproject tROM. Zij moesten onder andere oude verflagen van museumtreinen afschuren. Onder verantwoordelijkheid van de Gemeente Tilburg en Ned Train/NS.
De deelnemers en hun begeleiders zijn tijdens dit werk in aanraking gekomen met chroom-6. Een giftige stof die tot ernstige gezondheidsschade kan leiden, waaronder longkanker en luchtwegproblemen. Mensen werden ziek, anderen vreesden daarvoor.
Om recht te doen aan dat leed, zo adviseerde een onderzoekscommissie, moest er een barmhartige en laagdrempelige compensatieregeling voor de slachtoffers komen. Met een onafhankelijke commissie die toezicht houdt op de uitvoering.
De regeling
De Regeling tegemoetkoming Chroom-6 bestaat uit twee delen. Iedereen die bij het tROM project heeft gewerkt komt in aanmerking voor een tegemoetkoming van 7000 euro voor immateriële schade wegens gezondheidsklachten. Dat bedrag wordt toegekend als kan worden vastgesteld dat je daar hebt gewerkt, ook al was het maar een dag.
Daarnaast zijn er mensen die daadwerkelijk ziek zijn geworden. Slachtoffers die kunnen aantonen dat er een verband bestaat tussen hun ziekte en de werkzaamheden bij tROM, kunnen aanspraak maken op een bedrag dat begint bij 5000 euro en oploopt tot 40.000 euro.
De commissie stelt eerst vast of de aanvrager voldoet aan de criteria en geeft vervolgens advies aan het college van B&W over hoe de regeling moet worden toegepast. Het college neemt uiteindelijk een beslissing.
(Bron: Univers)