‘Weer hersteloperatie fiscus door onterechte heffing op letselschade’, kopte het FD op 14 april jongstleden. De Belastingdienst zou teveel betaalde loon- of inkomstenbelasting moeten terugbetalen aan werknemers die wegens een arbeidsongeval een letselschadevergoeding hebben ontvangen. Dat betoogde tenminste hoogleraar fiscale economie Edwin Heithuis in het FD, naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2022. Maar staatssecretaris Van Rij (Financiën) is het niet met Heithuis eens: “Naar mijn oordeel is geen compensatie nodig.”

Volgens Heithuis is de uitspraak van 25 maart 2022 een aanvulling op een oorspronkelijke arrest van de Hoge Raad uit 1983, het zogeheten Smeerkuil-arrest, en nadrukkelijk geen nieuwe jurisprudentie. Dat is een belangrijk onderscheid, omdat bij nieuwe jurisprudentie belastingplichtigen geen geld terugkrijgen. Als het om een nadere uitleg gaat wel.

Maar staatssecretaris Van Rij (Financiën) is in de beantwoording van kamervragen duidelijk: “Ik ben van mening dat sprake is van nieuwe jurisprudentie.”

Loonbelasting over letselschadevergoeding na arbeidsongeval
De Hoge Raad oordeelt in het arrest van 25 maart 2022 dat de Belastingdienst ten onrechte loonbelasting heeft geheven over een letselschadevergoeding. Het ging om een lid van de vrijwillige brandweer dat de vergoeding ontving na blijvend letsel op te hebben gelopen bij een bedrijfsongeval. Zoals afgesproken in de collectieve arbeidsvoorwaarden had de betreffende veiligheidsregio hiervoor een ongevallenverzekering afgesloten. De persoon in kwestie ontving een vergoeding van €32.375, waarover €13.270,81 aan loonheffing werd ingehouden.

Dit werd via het arrest teruggedraaid omdat de vergoeding niet als loon mag worden beschouwd. Daarmee floot de Hoge Raad de Belastingdienst terug, die meestal op die manier met letselschadevergoedingen omgaat bij arbeidsongevallen, als de vergoeding voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst of een andere rechtspositionele regeling. Als er niets is afgesproken blijft de heffing achterwege.

Smeerkuil-arrest
In een artikel in het FD legde hoogleraar Heithuis uit dat de handelswijze van de fiscus is gebaseerd op het Smeerkuil-arrest uit 1983. De uitspraak van 25 maart is volgens hem een aanvulling op dat oorspronkelijke arrest, en nadrukkelijk geen nieuwe jurisprudentie. Dat is een belangrijk onderscheid, omdat bij nieuwe jurisprudentie belastingplichtigen geen geld terugkrijgen. Als het om een nadere uitleg gaat wel. De belastingbetalers kunnen tot vijf jaar terug vragen om een zogenaamde ambtshalve vermindering. Dus wie vanaf 2017 een schadevergoeding kreeg vanwege een bedrijfsongeval en daarover loonbelasting betaalde kan die tot het einde van 2022 terugvragen, vertelde de hoogleraar tegen het FD.

Maar het kabinet kijkt anders tegen het recente arrest van de Hoge Raad aan, zo blijkt uit de brief van 2 juni. “In het arrest wordt gesteld dat de uitzondering dat de letselschadevergoeding wel loon vormt, enkel van toepassing is indien en voor zover de werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit. De Hoge Raad heeft hiermee een nieuw vereiste bepaald waaraan de Belastingdienst voortaan zal toetsen.”

Geen compensatie nodig
Er is volgens het kabinet dus sprake van nieuwe jurisprudentie. Staatssecretaris Van Rij: “Ik ben van mening dat sprake is van nieuwe jurisprudentie. In het geval van nieuwe jurisprudentie vermindert de belastinginspecteur de belastingaanslag inkomstenbelasting die onherroepelijk vast is komen te staan niet. Daarom is er naar mijn oordeel ook geen compensatie nodig en is er dan ook geen financiële impact.”

Lees de antwoorden op Kamervragen hier.

(Bron: Rijksoverheid)