De kantonrechter in Amsterdam heeft op 16 december 2022 geoordeeld dat een werkgever aansprakelijk is voor de schade die een werknemer opliep door een besmetting met het COVID19-virus. De kantonrechter vond het waarschijnlijk dat de besmetting op het werk had plaatsgevonden, omdat preventieve maatregelen tekortschoten.

De werknemer werkte als verpleegkundige bij een zorginstelling voor ouderen met een beperking. Toen de coronapandemie zich aandiende, werd er binnen de instelling op basis van de RIVM-adviezen een coronabeleid opgesteld en kregen de werknemers instructies. Al snel werden in de instelling de eerste coronabesmettingen geconstateerd.

In de woonvertrekken van besmette bewoners gebruikten werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarbuiten, zoals op de gangen, droegen verpleegkundigen tot aan de eerste besmetting geen beschermingsmiddelen. Anderhalve week na de eerste in de instelling geconstateerde coronabesmetting kreeg ook de verpleegkundige een positieve testuitslag. Ze bleef daarna langdurig last houden van klachten en stelde daarom haar werkgever aansprakelijk. Hij zou zijn tekortgeschoten in zijn zorgplicht van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De werkgever wees aansprakelijkheid van de hand.

Bron van besmetting
Bij de kantonrechter was de eerste vraag of het aannemelijk was dat de werkneemster tijdens het werk besmet was geraakt. De bewijslast lag hiervoor bij de werkneemster. Ze gaf onder meer aan zonder persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals een mondkapje en handschoenen, in aanraking te zijn geweest met de eerste besmette bewoner op een moment dat die besmettelijk was. Ook had ze zich begeven in gemeenschappelijke ruimtes met bewoners die niet veel later positief werden getest. Het was bovendien ondoenlijk om anderhalve meter afstand te houden van de ouderen, wat de kans op besmetting vergrootte. De rechter vond het aannemelijk dat de besmetting op het werk had plaatsgevonden.

Zorgplicht werkgever
Vervolgens moest de rechter beoordelen of de werkgever aan zijn zorgplicht had voldaan. Hiervoor lag de bewijslast bij de werkgever. In een instructie van de werkgever stond dat bij lichamelijk contact met een bewoner met coronaklachten persoonlijke beschermingsmiddelen moesten worden gebruikt. Dit gold echter pas bij een verdenking op COVID-19 en daar ging de verpleegkundige niet over. Ze kreeg van een arts in eerste instantie geen toestemming om beschermingsmiddelen te gebruiken bij bewoners van wie sommige later besmet bleken.

De werkgever vond dat de verpleegkundige met haar ervaring zelf een besluit had kunnen nemen. De rechter ging hier niet in mee, omdat dit niet in de werkinstructies stond en de werkgever erop hamerde die instructies te volgen. De werkgever had voor te grote risico’s gezorgd door te laat een breder gebruik van beschermingsmiddelen toe te staan en was daarom aansprakelijk voor de door werkneemster geleden en nog te lijden schade.