Er is regelmatig onduidelijkheid over vergoeding van schade veroorzaakt door deelname aan het verkeer tijdens het werk. Een werknemer die slachtoffer is geworden van een arbeidsongeval, kan proberen zijn schade te verhalen bij de werkgever. Dat gebeurt doorgaans op grond van artikel 7:658 BW, het zogenoemde zorgplicht-artikel.

De wettelijke zorgplicht van de werkgever geldt de arbeidsplaats. En bij woon-werkverkeer is daar geen sprake van. Maar de rechter denkt daar soms toch wat genuanceerder over. Drie voorbeelden.

Zorgplicht: werkplek, arbeidsmiddelen en instructie
Volgens het eerste lid van dit artikel is de werkgever verplicht om lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee wordt gewerkt, zo in te richten en te onderhouden dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geen schade ondervindt. Bovendien moet de werkgever in dit verband ook de nodige maatregelen treffen en aanwijzingen geven, voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is.

Schade door werk? Dan geldt bewijslast zorgplicht
Maar wat nu als de werknemer schade claimt en aannemelijk heeft gemaakt dat die schade is geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden? Dan is het op grond van het tweede lid van artikel 7:658 BW aan de werkgever om te bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Dus: aantonen dat hij heeft voldaan aan de vereisten die staan vermeld in het eerste lid van het genoemde artikel.

Dat kan hij onder meer doen aan de hand van de bepalingen uit de Arbowetgeving. Er zijn regelmatig rechterlijke uitspraken waaruit blijkt dat de zorgplicht van de werkgever veelomvattend is. Dat is op zichzelf ook wel logisch. Want de werkgever heeft immers zeggenschap over de werkplek van de werknemer. En hij is ook degene die aanwijzingen kan (en zelfs moet) geven over de wijze waarop de medewerkers die werkzaamheden moeten uitvoeren.

Woon-werkverkeer en vergoeding zaakschade
Voor schade in het verkeer geldt doorgaans dat woon-werkverkeer niet tot de werkzaamheden behoort die iemand in dienstverband verricht. Daarom valt de als gevolg van dat woon-werkverkeer geleden schade in het algemeen niet onder de zorgplicht van artikel 7:658 BW. Want de werkgever heeft immers geen enkele zeggenschap over (de inrichting van) de openbare weg. De werkgever was dan ook niet aansprakelijk voor de schade van een werkneemster die op weg naar haar werk uitgleed op een openbaar fietspad waar ondanks de gladheid niet was gestrooid.

Deelname van een werknemer aan het verkeer valt dus normaal gesproken buiten het kader van de zorgplicht van de werkgever. Maar dat betekent nog niet dat de werknemer die schade lijdt bij een werkgerelateerd ongeval en die om de een of andere reden niet vergoed krijgt, zelf opdraait voor die schade. Volgens de Hoge Raad moet de werkgever de schade vergoeden aan zaken van de werknemer die deze heeft gebruikt bij de uitoefening van de hem opgedragen werkzaamheden. Ook als dit buiten de normale werkplek gebeurt. (HR 16 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5483 Quant/Volkshogeschool Bergen)

Casus: Pakje wegbrengen
Dat blijkt uit de zaak van werknemer Schuitmaker, die in opdracht van werkgever Bruinsma met zijn eigen auto een pakje wegbrengt. Hij krijgt door eigen toedoen een aanrijding. De auto wordt total loss verklaard en Schuitmaker krijgt de schade op grond van de dagwaarde slecht deels vergoed. Ondanks een maandelijkse vergoeding voor het gebruik van zijn auto voor dergelijke ritjes, vordert Schuitmaker de rest van de schade van zijn werkgever.

De Hoge Raad oordeelt dat de werkgever in beginsel de schade toegebracht aan de eigendommen van de werknemer moet dragen. Behalve als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer. Dat laatste was hier niet het geval: eigen schuld (aan de aanrijding) is nog geen opzet of bewuste roekeloosheid. Sterker nog: volgens de Hoge Raad zal de werkgever er rekening mee dienen te houden dat mensen bij de dagelijkse deelname aan het verkeer niet steeds de vereiste voorzichtigheid in acht zullen nemen. De doorsnee automobilist zal dit zeker kunnen beamen! (HR 16 oktober 1992, NJ 1993/264, Bruinsma Tapijt/Schuitmaker)

Woon-werkverkeer en vergoeding letselschade
Naast vergoeding van de zogeheten zaakschade kan de werkgever onder bepaalde omstandigheden ook aansprakelijk zijn voor letselschade veroorzaakt in het verkeer.

Onder bepaalde omstandigheden kan de werkgever ook aansprakelijk zijn voor letselschade veroorzaakt in het verkeer
Werknemer Van der Hoeven is voor Vonk montagebouw bezig met werkzaamheden elders in het land. Voor het vervoer naar de werkplek heeft Vonk een bestelbusje beschikbaar gesteld dat de werknemers bij toerbeurt besturen. Van der Hoeven maakt een stuurfout waardoor het busje over de kop slaat. Alle inzittenden lopen letsel op en krijgen hun schade vergoed. Maar de schade van de bestuurder valt niet onder de WAM-verzekering van het busje. Van der Hoeven stelt Vonk aansprakelijk.

De Hoge Raad acht de werkgever aansprakelijk omdat het in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar is dat Van der Hoeven, vanwege het toevallige feit dat hij op dat moment bestuurder was, als enige van de inzittenden geen schadevergoeding zou ontvangen. Dit betekent dat de werkgever onder omstandigheden aansprakelijk kan zijn, ook al is niet voldaan aan de vereisten van art. 7:658 BW. (HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9434, Vonk/Van der Hoeven)

Casus: Stuurfout busje
Een vergelijkbare situatie geeft de navolgende zaak, waarbij een betontimmerman dagelijks met drie collega’s naar de werkplek rijdt. Maar nu in zijn eigen auto. Op basis van de cao ontvangt hij reisurenvergoeding, autokostenvergoeding en meerijders­toeslag. Op een dag veroorzaakt hij een aanrijding waardoor hijzelf en de collega’s gewond raken. De WAM-verzekeraar vergoedt de schade van de collega’s, maar zijn eigen schade krijgt de timmerman niet vergoed. Hij spreekt daarvoor zijn werkgever aan.

De Hoge Raad overweegt dat artikel 7:658 BW een zorgplicht schept voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer en de door deze te gebruiken werktuigen. Die zorgplicht houdt nauw verband met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek. En met zijn bevoegdheid de werknemer aanwijzingen te geven over de (wijze van) uitoefening van diens werkzaamheden. Het vereiste dat de schade is geleden ‘in de uitoefening van de werkzaamheden’ kent dan ook een ruime uitleg.

In dit geval vond het vervoer plaats krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden. Daaruit vloeit voort dat de werkgever in beginsel de niet door een verzekering gedekte schade van de werknemer moet vergoeden. Dit is alleen anders als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Maar dat is niet gebleken. (HR 9 augustus 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2113 (De Bont/Oudenallen)

Casus: Chauffeur autoambulance
Ook later heeft de Hoge Raad dit nog eens bevestigd. Een werkgever kan, onder bepaalde omstandigheden, aansprakelijk zijn voor de gevolgen van een ongeval tijdens het woon-werkverkeer. In dit specifieke geval ging het om de chauffeur van een autoambulance. Die krijgt een ernstig ongeval als hij daarmee van huis naar het dagelijkse werk rijdt.

De Hoge Raad stelt voorop dat een werkgever in beginsel niet aansprakelijk is als een werknemer door een verkeersongeval tijdens woon-werkverkeer schade lijdt. Maar dat kan anders zijn als dit vervoer gebeurt in het kader van de werkzaamheden. Daarvoor is mede van belang dat de werkgever zich moet gedragen als ‘goed werkgever’ (art. 7:611 BW). Dat houdt mede in dat hij zorgt voor een behoorlijke verzekering van de werknemer die door zijn werk als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raakt bij een verkeersongeval. Als de werkgever daarin tekortschiet, dan is hij voor de schade van zijn werknemer aansprakelijk.

In dit geval had de werknemer de ambulance mee omdat hij fungeerde als nooddienstmedewerker. Dit betekende dat hij dag en nacht telefonisch bereikbaar moest zijn. Bij een noodoproep moest hij bovendien zo snel mogelijk naar de plaats van inzet rijden. Om tijd te besparen nam hij de ambulance mee naar huis.

De werknemer maakte rechtmatig gebruik van de ambulance. Het stond hem vrij om deze (verplichte) nooddienst zo in te richten dat hij altijd direct over het voertuig kon beschikken. Daarmee kan in redelijkheid geen onderscheid worden gemaakt tussen een rit naar een gestrande auto of de rit die de werknemer die ochtend maakte naar het werk, waarbij tijdens die rit bovendien een kans bestond op een oproep. (HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG7775 (Autoster Bergen/Hendriks)

Conclusie: soms is werkgever wel aansprakelijk
Een werkgever is in beginsel niet aansprakelijk voor schade van een werknemer door een verkeersongeval tijdens woon-werkverkeer. Maar dat kan anders zijn als dit vervoer gebeurt in het kader van de werkzaamheden. Dan kan de werkgever onder omstandigheden wel aansprakelijk zijn voor de niet door de verzekering gedekte schade, ook al is daarbij niet voldaan aan de vereisten van art. 7:658 BW. Daarvan is bijvoorbeeld sprake tijdens de reis van het bedrijf naar de werkplek, of andersom.

(Bron: pw.)