De Belastingdienst zou zomaar eens teveel betaalde loon- of inkomstenbelasting moeten gaan terugbetalen aan werknemers die wegens een arbeidsongeluk een letselschadevergoeding hebben ontvangen. Dat zegt hoogleraar fiscale economie Edwin Heithuis tegen het FD naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 25 maart 2022.

De Hoge Raad oordeelt in dat arrest dat de fiscus ten onrechte loonbelasting heeft geheven over een letselschadevergoeding. Het ging om een lid van de vrijwillige brandweer dat de vergoeding ontving na blijvend letsel op hebben te gelopen bij een bedrijfsongeval. Zoals afgesproken in de collectieve arbeidsvoorwaarden had de betreffende veiligheidsregio hiervoor een ongevallenverzekering afgesloten. De persoon in kwestie ontving een vergoeding van €32.375, waarover €13.270,81 aan loonheffing werd ingehouden.

Dit werd via het arrest teruggedraaid omdat de vergoeding niet als loon mag worden beschouwd. Daarmee fluit de Hoge Raad de Belastingdienst terug, die meestal op die manier met letselschadeverdoedingen omgaat bij arbeidsongevallen. Als de vergoeding voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst of een andere rechtspositionele regeling. Als er niets is afgesproken blijft de heffing achterwege.

Nieuwe jurisprudentie
De handelswijze van de fiscus is gebaseerd op een uitspraak van de Hoge Raad uit 1983, het zogeheten Smeerkuil-arrest. Volgens Heithuis is de uitspraak van 25 maart een aanvulling op dat oorspronkelijke arrest, en nadrukkelijk geen nieuwe jurisprudentie. Dat is een belangrijk onderscheid, omdat bij nieuwe jurisprudentie belastingplichtigen geen geld terugkrijgen. Als het om een nadere uitleg gaat wel.

De belastingbetalers kunnen tot vijf jaar terug vragen om een zogenaamde ambtshalve vermindering. Dus wie vanaf 2017 een schadevergoeding kreeg vanwege een bedrijfsongeval en daarover loonbelasting betaalde kan die tot het einde van 2022 terugvragen, zegt de hoogleraar tegen het FD.