Elk jaar overlijden drieduizend mensen omdat ze op hun werk zijn blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Dat cijfer moet omlaag, vindt staatssecretaris Tamara van Ark. “Slachtoffers missen erkenning voor wat hun is aangedaan.”

In huize Van Ark is het momenteel een stoffige bende. De staatssecretaris van Sociale Zaken zit midden in een verbouwing. Als kabinetsverantwoordelijke voor arbeidsomstandigheden doet het haar deugd dat de bouwvakkers zonder erom te hoeven vragen met mondkapjes lopen en voortdurend de stofzuiger paraat hebben. “Al ga ik ervan uit dat ze dat ook doen als ik er niet ben”, lacht Van Ark.

Want het fijnstof dat bij al dat gehak en gezaag vrijkomt, kan later voor ernstige gezondheidsklachten zorgen. En erger. “Gevaarlijke stoffen zijn een echte sluipmoordenaar”, stelt Van Ark. Jaarlijks overlijden drieduizend mensen aan de gevolgen, het aantal chronisch zieken is vele malen hoger. En hoewel het sterftecijfer misschien wel nooit naar nul gebracht kan worden, moet het wel omlaag, vindt ze.

Venijn
Wie aan gevaarlijke stoffen denkt, heeft het al gauw over asbest, C8 of chroom-6. “Maar het kan ook gewoon bakkersmeel zijn”, zegt Van Ark. Mensen kunnen jarenlang met deze stoffen werken zonder klachten te hebben, totdat ze die toch krijgen, en niet meer beter worden. “Daar zit het venijn.”

Er zijn bedrijven die het goed doen, zoals die tuinder die Van Ark onlangs bezocht. “Die houdt de boel in zijn bedrijf nat, zodat het stof niet rondzweeft.” Maar te vaak stuit de inspectie op een werkvloer waar personeel onvoldoende beschermd is. “Er zijn nog steeds veel bedrijven die geen risico-inventarisatie en -evaluatie hebben, terwijl die verplicht is.”

Van Ark scherpt nu de handhaving aan, zodat bedrijven wel moeten handelen, of anders een boete krijgen. “Waar mensen bij elkaar komen om te werken, hoort veiligheid een gespreksonderwerp te zijn.” Het gaat in de eerste plaats om bewustwording, want de meeste bedrijven zijn helemaal niet onwillig een veilige werkomgeving te realiseren. “Maar als dat onvoldoende gebeurt, moet je als wetgever aan de bel trekken. Daarom komen er meer inspecteurs. Iedereen moet weten dat er altijd een inspecteur binnen kan lopen.”

VVD’er Van Ark is van een partij die ondernemers doorgaans geen strobreed in de weg legt. Maar bij veiligheid trekt ze een harde grens. “Daar ligt heel duidelijk een rol voor de overheid. Die moet de norm stellen. Bedrijven die fout zijn, hoeven niet in bescherming te worden genomen.”

Bedrijven verzaken soms niet alleen op de werkvloer, maar ontlopen meer dan eens ook hun verantwoordelijkheid op langere termijn, als mensen ziek zijn geworden. Sommige ondernemingen zijn dan allang verdwenen, of opgegaan in rechtsopvolgers die niet vinden dat zij aansprakelijk zijn.

Machteloos
Dit probleem doet zich bijvoorbeeld voor bij mensen die werden getroffen door de schildersziekte. Van Ark: “Deze mensen weten niet waar ze terechtkunnen, voelen zich machteloos tegenover bedrijven en verzekeraars. Zij verdwalen in een woud van regeltjes en missen erkenning voor wat hun is aangedaan.”

Ook daar ligt een taak voor de overheid, meent Van Ark. Zij zet een commissie aan het werk die duidelijkheid moet scheppen over schadeafhandeling bij beroepsziekten. Ook werkgevers willen die helderheid graag. En ja, dat kan betekenen dat de commissie zich ook uitspreekt over een vangnet voor zieke medewerkers die nergens terechtkunnen. Al is Van Ark hier terughoudend: “Ik ga de commissie niet voor de voeten lopen.‘’

(Bron: AD)