De beoordeling van werkgeversaansprakelijkheid is niet eenvoudig, omdat een belangrijk deel van het toepasselijke recht is gevormd in de rechtspraak. Zo is er uitvoerige jurisprudentie over de bewijslastverdeling in beroepsziekte- en arbeidsongevallenzaken, over aansprakelijkheid voor ‘pseudo-werknemers’ en over aansprakelijkheid van de werkgever voor een aan de werknemer overkomen verkeersongeval. Tot hoever reikt de zorgplicht van de werkgever en kan de werkgever eigen schuld tegenwerpen aan de werknemer? Daarover vertelt advocaat-partner mr. Petra Oskam van Kennedy Van der Laan.
Door Martijn van Driel
Ondanks de inspanningen van werkgevers, werknemers en de overheid, gebeuren er dagelijks ongevallen op de werkvloer. In 2021 werden 3.482 arbeidsongevallen gemeld bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (voorheen de Inspectie SZW). 62 mensen overleden dat jaar als gevolg van een ongeval tijdens het werk. Relatief veel ongevallen vonden plaats bij bedrijven in afvalbeheer, bouw, industrie en in de landbouw, bosbouw en visserij. De Inspectie uit regelmatig haar zorgen, want een deel van de arbeidsongevallen kan worden voorkomen door meer aandacht voor arbeidsveiligheid. Het is aan de werkgevers om invulling te geven aan hun wettelijke zorgplicht om te zorgen voor een veilige werkomgeving.
Hoe ver reikt de zorgplicht van de werkgever?
“Deze reikt ver. Werkgeversaansprakelijkheid is in beginsel een schuldaansprakelijkheid, waarbij er een verwijt gemaakt moet kunnen worden om tot aansprakelijkheid van de werkgever te kunnen komen. Maar het neigt sterk naar een risicoaansprakelijkheid, want er wordt wat betreft risicoanalyse en preventie veel van de werkgever verwacht. Zorgplicht is hier echt een werkwoord. Alle maatregelen die je als werknemer in redelijkheid van de werkgever mag verwachten om de veiligheid te waarborgen, kunnen bij een ongeval tot aansprakelijkheid leiden als ze achterwege zijn gebleven.
Dat betekent in de praktijk dat leidinggevenden voortdurend hun best moeten doen om het veiligheidsbeleid uit te voeren en te handhaven. Juist omdat het algemeen bekend is dat mensen lakser worden naarmate de tijd verstrijkt, zal er blijvend toegezien moeten worden op nakoming van de afspraken.
Deze zorgplicht weegt zwaarder naarmate het werk onveiliger is. Dus bij het werken met risicovolle machines is het opplakken van een waarschuwingssticker en het ophangen van een poster met veiligheidsinstructies verstandig, maar niet voldoende. De werkgever moet ervoor zorgen dat de machine te allen tijde veilig is, en dat de werknemers er continu van doordrongen zijn hoe ze op een veilige manier met de machine moeten werken”.
Als de werknemer ondanks alle veiligheidsmaatregelen een fout maakt, waardoor hij letsel oploopt, is er dan sprake van eigen schuld?
“Er is bij werkgeversaansprakelijkheid, in tegenstelling tot bijvoorbeeld verkeersaansprakelijkheid, geen ruimte voor eigen schuld. De werkgever kan dus niet zeggen, jij had zelf ook beter moeten opletten. Een schulddeling bestaat hier niet, het is alles of niets.
De werkgever heeft drie mogelijkheden om aan aansprakelijkheid te ontkomen:
- De werkgever heeft aan de zorgplicht voldaan. Er is dan in redelijkheid alles aan gedaan om het ongeval te voorkomen.
- Als de werkgever niet aan de zorgplicht heeft voldaan, dan kan in specifieke gevallen een causaal verband verweer succesvol zijn: zelfs als alle veiligheidsmaatregelen zouden zijn genomen, had het ongeval zich waarschijnlijk toch voorgedaan.
- Er is aan de zijde van de werknemer sprake van opzet of bewuste roekeloosheid waardoor het ongeval heeft kunnen gebeuren. Daarvoor kan de werkgever niet verantwoordelijk worden gehouden.
Een rechter heeft zich gebogen over een zaak waarbij een groepje collega’s een gevaarlijk spel deden met een hijskraan. Ze lieten zich om de beurt mee omhoog hijsen, om dan net op tijd weer los te laten. Totdat één van hen zich te hoog liet ophijsen en bij zijn val zwaar letsel opliep. In deze zaak heeft de kantonrechter bepaald dat hier sprake is van bewuste roekeloosheid. Deze werknemers brachten zichzelf willens en wetens in een gevaarlijke situatie. Daar hield de rechter de werkgever niet verantwoordelijk voor”.
Gelden voor flexibele arbeidskrachten, zoals uitzendkrachten of zzp’ers dezelfde regels?
“Dat is een belangrijke vraag, want veel werkgevers maken veelvuldig gebruik van flexibele arbeidskrachten. In beginsel is de zorgplicht uit artikel 7:658 eerste en tweede lid BW niet op uitzendkrachten van toepassing, omdat er met de pseudo-werkgever geen contractuele relatie bestaat. Maar dat heeft de wetgever met het vierde lid gerepareerd: de werkgever die arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De wettelijke zorgplicht geldt dus onverkort voor uitzendkrachten.
Bij zzp’ers wordt in de rechtspraak gekeken naar de feitelijke situatie: was de ingehuurde kracht feitelijk gelijkgesteld aan een werknemer? Was hij of zij voor zijn of haar veiligheid op dezelfde manier afhankelijk van de pseudo-werkgever dan de overige medewerkers? Zo ja, dan komt de zorgplicht al snel in beeld. Maar naarmate iemand meer of zelfs helemaal zelfstandig werkt, is degene ook steeds meer verantwoordelijk voor de eigen veiligheid en zal hij de pseudo-werkgever minder snel kunnen aanspreken.
Goede voorbeelden vind je in de bouw. Stel, een woonstichting huurt een schildersbedrijf in om een flatgebouw te schilderen. Voor een deel van het werk huurt het bedrijf een zelfstandig schilder in, die in grote mate zelf bepaalt hoe het werk wordt uitgevoerd. Bij een ongeval zal deze zzp’er zich waarschijnlijk niet snel kunnen beroepen op de zorgplicht van het schildersbedrijf”.
Met welke uitdagingen heeft de letselschadeprofessional te maken bij werkgeversaansprakelijkheid?
“Net als in andere letselschadezaken is het van belang om de relevante informatie te verzamelen en de feiten op een rij te zetten. De belangenbehartiger heeft het bij arbeidsongevallen wat betreft de bewijslast relatief gemakkelijk: zodra vaststaat dat een werknemer letselschade heeft opgelopen tijdens het werk, ligt de bal bij de werkgever en diens verzekeraar. Het is dan aan de schadebehandelaar van de verzekeraar om aan te tonen dat de werkgever in redelijkheid aan de zorgplicht heeft voldaan. Het kan lastig zijn om aan die bewijslast te voldoen: welke instructies waren er allemaal bij het bedrijf? Hoe ging het er in de praktijk aan toe? Daar zal een gedetailleerd beeld van moeten komen.
Als de Arbeidsinspectie na het ongeval is ingeschakeld heb je op basis van dat onderzoek veel feitenmateriaal. Maar het komt vaak voor dat de Inspectie pas later in beeld is gekomen, of slechts heel summier onderzoek doet. Voor de Inspectie is de belangrijkste vraag of de Arbeidsomstandighedenwet is geschonden. Voor de vraag of een werkgever aan haar zorgplicht heeft voldaan moet echter breder worden gekeken”.
Welke bijzondere situaties op het gebied van werkgeversaansprakelijkheid kunnen op je pad komen in de letselschadepraktijk?
“Er zijn specifieke situaties waarbij de aansprakelijkheid van de werkgever op een andere manier wordt bekeken, namelijk op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). Als een werknemer in het kader van zijn of haar werkzaamheden deelneemt aan het verkeer, als voetganger, fietser of gemotoriseerd verkeersdeelnemer, beschouwt de Hoge Raad het als goed-werkgeverschap dat de werkgever voor deze werknemer een behoorlijke verzekering sluit. Is deze voorziening er niet, dan kan de werkgever aansprakelijk zijn voor de schade van de werknemer tot aan de hoogte van een dergelijke voorziening.
Er zijn meer voorbeelden van werkgerelateerde ongevallen die niet onder 7:658 BW vallen maar onder het meer algemene goed werkgeverschap van 7:611 BW. Bijvoorbeeld ongevallen die buiten werktijd plaatsvinden, zoals tijdens bedrijfsuitjes. Vaak is dan de reguliere zorgplicht niet van toepassing. Maar in specifieke gevallen hebben rechters geoordeeld dat een werkgever wel degelijk de nodige veiligheids- en preventiemaatregelen had moeten nemen. Ook hier kan een beroep op de vereisten van goed werkgeverschap tot aansprakelijkheid van de werkgever leiden.
De beoordeling is bij 7:611 BW anders dan bij 7:658 BW, want bij 7:611 BW is er wel ruimte voor eigen schuld aan de zijde van de werknemer. Er kan dus, net als in de verkeersaansprakelijkheid, een causale verdeling plaatsvinden, inclusief een mogelijke billijkheidscorrectie, tussen werkgever en werknemer. Dat is dus significant anders dan bij de 7:658 BW-route. Ook de verdeling van bewijslast is anders”.
Cursus Wegwijs in het woud van Werkgeversaansprakelijkheid
Op verzoek van Studiecentrum Kerckebosch verzorgt mr. Petra Oskam samen met mr. Bert de Hek de cursus Wegwijs in het woud van Werkgeversaansprakelijkheid. “Samen met de cursisten maken we een verdiepingsslag op het gebied van aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen, beroepsziekten en verkeersongevallen. Vragen die we behandelen zijn: waar liggen de kansen en risico’s voor uw letselschadezaak? Tot hoever reikt de zorgplicht van de werkgever en waar begint de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer? Op wie rusten de stelplicht en de bewijslast? En kan de werkgever eigen schuld tegenwerpen aan de werknemer?”
Meer informatie over de cursus treft u hier aan.