Een touringcarchauffeur is in december 2015 bezig met onderhoudswerkzaamheden aan het dak van de touringcar. Hij werkt op grote hoogte zonder valbescherming. Wanneer hij van de ladder klimt, valt hij, en raakt gewond. Hij heeft hierdoor schade opgelopen en wil deze schade op zijn werkgever verhalen.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever de op haar rustende zorgplicht niet heeft geschonden. In hoger beroep vernietigt het Gerechtshof het vonnis van de kantonrechter, en oordeelt dat de werkgever heeft nagelaten instructies over valbescherming te geven. Zij is daardoor wel aansprakelijk voor (de schade van) het bedrijfsongeval van de werknemer.
De feiten
De werknemer (1953) is sinds 18 september 1998 in dienst van de werkgever als touringcarchauffeur. Op verzoek van de werkgever is de werknemer, die van oorsprong onderhoudsmonteur is, vanaf 2010 ook onderhoudswerkzaamheden gaan uitvoeren.
Op donderdag 10 december 2015 is de werknemer op het terrein vóór de werkplaats/loods van de werkgever bezig met onderhoudswerkzaamheden aan de airconditioning van een touringcar. Deze werkzaamheden vinden plaats op het dak van de touringcar op 3,7 meter hoogte. Om op dat dak te komen, heeft hij een driedelige uitschuifbare ladder, die door de werkgever ter beschikking is gesteld, tegen de zijkant van de touringcar gezet.
De werkgever heeft hem geen instructies gegeven over valbescherming. Bij het afdalen van deze ladder is de werknemer ongeveer anderhalf tot twee meter gevallen. Na de val stond de ladder nog rechtop tegen de touringcar. Er waren geen getuigen bij het ongeval aanwezig.
Gebroken hak
Door de val heeft de werknemer letsel aan de hak van zijn rechtervoet opgelopen. Deze hak bleek te zijn gebroken en is in het gips gezet. Op 22 december 2015 is hij aan zijn hak geopereerd, en heeft hij nog twee dagen in het ziekenhuis gelegen.
Op donderdag 26 mei 2016 heeft een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW met een medewerker van de werkgever gesproken en een verklaring van de werknemer opgenomen. De werknemer verklaart onder meer dat hij na afloop van de werkzaamheden op het dak van de touringcar, naar beneden is gedaald toen op dat moment het bovenste opschuifstuk van de ladder mee naar beneden is gegleden.
De werknemer weet niet hoe het ongeval heeft kunnen gebeuren. De werknemer is vanaf april 2016 weer (aanvankelijk gedeeltelijk) aan het werk gegaan. Hij heeft op enig moment ontslag genomen bij de werkgever.
Inspectie SZW ziet af van nader onderzoek
De arbeidsinspecteur heeft per brief van 20 juni 2016 aan de werkgever bericht dat hij op basis van de verkregen informatie heeft vastgesteld dat het ongeval is aan te merken als een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Dit had in alle redelijkheid niet door de werkgever voorkomen kunnen worden. De Inspectie SZW ziet daarom af van nader onderzoek. De werknemer start dan een procedure voor de kantonrechter.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever de op haar rustende zorgplicht op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet heeft geschonden. Er is volgens de kantonrechter (in navolging van de Inspectie SZW) sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die in alle redelijkheid niet door de werkgever voorkomen had kunnen worden.
De werknemer stelt hoger beroep in. Daar twisten de partijen over de vraag of de werkgever aansprakelijk is voor het bedrijfsongeval.
Oordeel Gerechtshof
Het Gerechtshof oordeelt dat vaststaat dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de werkgever. Hij moest immers de werking van de airconditioning van de touringcar onderzoeken.
Verder staat vast dat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Het betekent dat de werkgever aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade, tenzij zij stelt en aantoont dat zij de in lid 1 van artikel 7:658 van het BW genoemde verplichtingen (hierna: zorgplicht) is nagekomen.
De partijen zijn het niet helemaal eens over de precieze toedracht van het ongeval. Volgens het Hof staat de toedracht echter in voldoende mate vast, namelijk dat de werknemer bij het afdalen van de uitschuifladder, die tegen de touringcar stond, naar beneden is gevallen en daarbij letsel aan zijn rechter hak heeft opgelopen.
Het maakt daarbij niet uit van welke hoogte hij viel, of dat hij volgens de werkgever de onderste trede(n) miste, dan wel hoe en waarom hij precies naar beneden is gevallen. Het is immers de werkgever geweest die heeft gezegd dat de werknemer de ladder kon gebruiken om de airconditioning te onderzoeken, en zij had een niet gebrekkige ladder aan de werknemer ter beschikking moeten stellen, die aan de daaraan te stellen (veiligheids)eisen voldeed.
Werkgever had instructies moeten geven
Het Hof vindt verder dat in het midden kan blijven of sprake was van een gebrekkige/onveilige ladder, omdat de werkgever (ook indien sprake was van een veilige en niet-gebrekkige ladder) op grond van haar zorgplicht aan de werknemer (veiligheids-)instructies had moeten geven, in elk geval over het gebruik van de takelinstallatie met valbescherming (tuigje), waarvan zij stelt dat die aanwezig was.
Er was immers ontegenzeggelijk sprake van een (val)risico. Het Gerechtshof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, en verklaart voor recht dat de werkgever aansprakelijk is voor het aan de werknemer overkomen bedrijfsongeval op 10 december 2015. Ze veroordeelt de werkgever betaling aan de werknemer van de door hem geleden en nog te lijden schade.
Aantekening
De conclusie die de kantonrechter (en de werkgever) aan het voorval had gegeven, namelijk dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die niet door de werkgever voorkomen had kunnen worden, en dat het leidde tot de conclusie dat de werkgever haar zorgplicht niet heeft geschonden, achtte het Gerechtshof niet juist.
De werkgever probeerde keer op keer onder haar verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid uit te komen, maar tevergeefs. Zo sputterde ze dat het maar één of twee keer per jaar voorkwam dat een monteur op het dak van een touringcar diende te zijn, maar dit maakt juist dat met betrekking tot deze kennelijk niet veel voorkomende werkzaamheid telkens (veiligheids-)instructies moesten worden gegeven.
Haar stelling dat het ter keuze van de werknemer was om van de takelinstallatie gebruik te maken, kon haar niet baten. Het enkel aanwezig hebben van een takelinstallatie zonder de bijbehorende instructie aan de werknemer om, en hoe, deze te gebruiken bij het werken op hoogte, is volstrekt onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de werkgever aan haar zorgplicht heeft voldaan.
Let op
Een onderzoek door de Inspectie SZW is er niet op gericht om een civielrechtelijk oordeel te geven over de aansprakelijkheid van de werkgever op de voet van artikel 7:658 van het BW.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 15 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3784
(Bron: OR-net)