Een werknemer van een velgenfabriek kwam op zijn tweede werkdag met zijn hand in een machine en verloor daarbij zijn wijs- en middelvinger. Het metaalbedrijf waar hij als uitzendkracht werkte betaalt hem 210.000 euro schadevergoeding.
De man was een uitzendkracht, die op 23 april 2018 aan de slag ging bij de fabrikant van velgen voor landbouw en industrie. Zijn taak was het ponsen van gaten in metaal. De volgende dag raakte zijn linkerhand bekneld in de pers. Hij werd naar het ziekenhuis gebracht, waar twee vingers geamputeerd moesten worden. De Inspectie SZW deed onderzoek en concludeerde dat de arbeidsomstandigheden te wensen overlieten bij de fabriek. De pers was niet veilig en werd niet regelmatig onderhouden. Bovendien had de man geen goede instructies gekregen over de bediening van de machine en was hij onvoldoende gewezen op de risico’s.
Voorschot
De werknemer stelde zowel het uitzendbureau als het metaalbedrijf aansprakelijk voor de letselschade. De verzekeraar van de fabriek betaalde een voorschot van 20.000 euro aan de man, maar besloot later alsnog om polisdekking te weigeren toen bleek dat de machine waarmee het letsel veroorzaakt was niet jaarlijks gekeurd was. Het metaalbedrijf heeft een rechtszaak aangespannen om de verzekeraar toch tot uitkering te dwingen.
Om te voorkomen dat de gedupeerde werknemer speelbal zou worden van een slepend juridisch steekspel over de schadevergoeding tussen uitzendbureau en opdrachtgever, heeft de verzekeraar van het uitzendbureau een regeling getroffen met de man. Ofschoon een letselschade-expert uitkwam op een bedrag van 558.000 euro, werd uiteindelijk overeenstemming bereikt over 210.000 euro.
Rechter
Omdat de verzekeraar van het metaalbedrijf al een deel had uitgekeerd, betaalde de verzekeraar van het uitzendbureau de rest: 190.000 euro. Dat bedrag, plus aanvullende kosten, probeerde zij via de rechter te verhalen op de fabriek. De rechter in Maastricht heeft nu beslist dat de fabriek 222.000 euro aan de verzekeraar van Randstad moet betalen.
(Bron: De Limburger)