In maart 2022 kwam de rechtbank Rotterdam te oordelen over de aansprakelijkheid van een werkgever voor letselschade door roken op het werk. Het slachtoffer in kwestie stelt dat hij COPD, een longziekte, heeft doordat de rokersruimte op zijn werk te klein en slecht geventileerd is.

Door mr. Anne Floor Elbers

Op grond van artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de werkgever verplicht om, zoveel als mogelijk, de lokalen waarin hij arbeid doet verrichten op een zodanige wijze in te richten en te onderhouden, dat voorkomen wordt dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.  Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

In deze blog bespreek ik het vonnis van de rechter.

WAAR DRAAIDE DEZE ZAAK OM?

Standpunt werknemer
In 2008 wordt bij het slachtoffer de diagnose COPD vastgesteld. Dit is een longziekte. Het slachtoffer wordt zieker en twee jaar later wordt een longemfyseem geconstateerd. In 2016 raakt het slachtoffer gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Het slachtoffer stelt zijn werkgever aansprakelijk voor de gezondheidsschade die hij op de werkvloer heeft opgelopen.

De werknemer werkt sinds 1999 als klusjesman bij een GGZ-instelling. Het slachtoffer verricht kluswerkzaamheden in de hal, sanitaire ruimte en de kamers van inwonende cliënten. In het pand wordt veelvuldig gerookt. In het gebouw is een rokersruimte ingericht. Dit is een smalle glazen ruimte, die plek biedt aan circa vier personen. Omdat sommige cliënten in een rolstoel zitten, sluiten, volgens de werknemer, de deuren van de rokersruimte niet. Bovendien ontsnapt er rook uit de rokersruimte. Voorts werkt het isolatie- en ventilatiesysteem in deze ruimte niet goed. Doordat de rokersruimte bovendien erg klein is, roken veel patiënten stiekem op hun kamer en in de sanitaire ruimte. Hierdoor hangt er structureel een sigaretten- en rooklucht in het gebouw. Veel werknemers klagen hier al jaren over bij de werkgever, zo stelt de werknemer.

Standpunt werkgever
De werkgever stelt dat hij aan zijn zorgplicht in de zin van artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan. De werkgever spant zich er, zo stelt hij, voor in om een rookvrije werkplek voor zijn werknemers te maken. Dit doet hij door het inrichten van een rokersruimte en het instellen van een rookverbod in de rest van het pand. Ook stelt de werkgever dat hij voldoende maatregelen nam om de sigaretten- en rooklucht in het gebouw te beperken. Zo is de rokersruimte voorzien van deurdrangers en rookreinigingsapparaten. Ook vervangt men jaarlijks de filters in het afzuigsysteem. Ten slotte spreekt men de bewoners regelmatig aan op het roken in hun kamers en de sanitaire ruimte.

Daarnaast betwist de werkgever het causaal verband. Volgens de werkgever waren de duur en intensiteit van de sigaretten- en rooklucht niet zodanig ernstig dat dit tot COPD heeft geleid. Volgens de werkgever is de COPD door andere oorzaken ontstaan. Uit de medische informatie van het slachtoffer blijkt namelijk dat hij astmatisch is en vroeger zelfs enkele jaren heeft (mee)gerookt.

HET OORDEEL VAN DE RECHTER

De werkgever schond zorgplicht
De rechter beoordeelt eerst of de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Daarbij overweegt de rechter dat de werkgever is bekend met het stiekeme rookgedrag van de bewoners.  Het ligt daarom op de weg van de werkgever om een deugdelijke en ruime rokersruimte te maken met afdoende isolatie en ventilatie. Zou de werkgever dit hebben gedaan, dan hoeven cliënten immers niet meer op hun kamers en in de sanitaire ruimte te roken. Bovendien klaagden de medewerkers al jaren over de sigaretten- en rooklucht in het gebouw. Met deze klachten is niets gedaan. Gelet hierop is de rechter van oordeel dat de werkgever zijn zorgplicht schond.

Causaal verband schadelijke werkomstandigheden en COPD
Vervolgens dient de rechter te beoordelen of er causaal verband bestaat tussen de zorgplichtschending en de COPD. Oftewel: komt de COPD wel door het werk? De rechter overweegt dat het slachtoffer meerdere jaren structureel is blootgesteld aan sigaretten- en rooklucht. Volgens de rechter zijn dit schadelijke factoren die tot gezondheidsklachten kunnen leiden.

De vraag die resteert is of bovengenoemde schadelijke factoren hebben geleid tot COPD bij het slachtoffer. De door het slachtoffer geconsulteerde artsen konden dit niet met volledige zekerheid zeggen. Daarom hebben partijen gezamenlijk een deskundige (longarts) ingeschakeld. De deskundige onderzocht het causale verband tussen de blootstelling aan sigaretten- en rooklucht en COPD. Volgens de deskundige is het zeer waarschijnlijk dat de blootstelling op zijn minst heeft bijgedragen aan het ontstaan of verergeren van COPD. Indien het (mee)roken van vroeger relevant was geweest voor het ontwikkelen van COPD dan had het slachtoffer vroeger ook gezondheidsklachten moeten ervaren. Ook de reeds aanwezige astma bij het slachtoffer heeft niet bijgedragen aan het ontwikkelen van COPD. Zonder de structurele sigaretten- en rooklucht op het werk zou de longfunctie van het slachtoffer niet verslechterd zijn. Dit vanwege de jonge leeftijd van het slachtoffer en zijn relatief korte (mee)rookgeschiedenis.

De rechter neemt de conclusie van de deskundige over. Dit rapport brengt de rechter tot het oordeel dat de COPD inderdaad is ontstaan door de werksituatie.

Het oordeel van de rechter
Aangezien er sprake is van een schending van de zorgplicht en er een causaal verband bestaat tussen de COPD bij de werknemer, is de werkgever aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade.

WAAROM IS DEZE UITSPRAAK BIJZONDER?

Deze uitspraak is bijzonder omdat die goed laat zien dat eerst beoordeeld moet worden of de werkgever tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Vervolgens moet het causaal verband tussen de schade en de schending van de zorgplicht worden beoordeeld. In dat geval was er een deskundige nodig om het causaal verband te beoordelen.

(Bron: Vogelaar Bosch Spijer Advocaten)