In 2016 wordt een minderjarig slachtoffer door onder andere een minderjarig meisje mishandeld in een discotheek in Vlaardingen. De dader wordt hiervoor veroordeeld door de strafrechter en moet een schadevergoeding aan het slachtoffer betalen. Twee jaar later vraagt het slachtoffer om een aanvullende schadevergoeding aan de dader én haar ouders. De ouders van de dader zijn het daar niet mee eens. Daarom wordt de zaak voorgelegd aan de rechtbank Rotterdam, die afgelopen week besliste.
Door mr. Mariska Kamsteeg
Wat is er gebeurd
In 2016, toen zowel de dader als het slachtoffer 15 jaar oud waren, is het slachtoffer mishandeld door meerdere daders. Zij is daarbij tegen haar hoofd en nek geslagen en geschopt tegen haar hoofd en lichaam. Hierdoor is zij buiten bewustzijn geraakt. Er bestaat discussie over waarom de mishandeling plaatsvond en wie de agressor was. In ieder geval veroordeelt de rechtbank de dader tot een straf voor openlijke geweldpleging in vereniging.
Aansprakelijkheid van de dader
Als de strafrechter een uitspraak heeft gedaan over een mishandeling en daar geen hoger beroep tegen wordt ingesteld, staat die uitspraak vast. Volgens art. 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert die uitspraak dwingend bewijs op van het feit dat bewezen is verklaard. Een andere rechter moet behoudens tegenbewijs dus aannemen dat de hetgeen de strafrechter bewezen heeft verklaard de waarheid is. En als bewezen is verklaard dat iemand is mishandeld staat de onrechtmatige daad en dus de aansprakelijkheid van de dader in principe vast.
Aansprakelijkheid van de ouders
Een uitspraak over een kind kan niet alleen gevolgen hebben voor dat kind, maar ook voor zijn ouders. Volgens artikel 6:169 Burgerlijk Wetboek is – kort gezegd – een ouder aansprakelijk voor alle onrechtmatige daden van kinderen onder de 14 jaar. Voor kinderen van 14 en 15 geldt dat de ouders daarvoor aansprakelijk zijn tenzij “hem niet kan worden verweten dat hij de gedraging van het kind niet heeft belet”.
Wat oordeelt de rechtbank?
De rechtbank stelt dat de aansprakelijkheid van het kind (de dader) in principe vast staat. Alleen hebben de dader en haar ouders gevraagd of zij bewijs mogen verzamelen voor het tegendeel. Dat mag van de rechter, maar dan moeten zij wel bewijzen dat de dader in de gegeven situatie geen andere reële mogelijkheid had dan het gebruik van geweld én dat zij niet bij de groep hoorde die (ook) geweld toepaste op het slachtoffer. Het is gezien de aard van het strafvonnis en het belang wat daar aan wordt gehangen niet genoeg dat komt vast te staan dat het slachtoffer ook geweld heeft gebruikt en/of dat zij is begonnen.
Ten aanzien van de ouders zegt de rechtbank het volgende. Twee maanden vóór de mishandeling van het slachtoffer heeft de dader een ander meisje mishandeld. De ouders wisten dit omdat de dader daarvoor in voorarrest had gezeten. Twee weken voor de mishandeling werd zij verdacht van een diefstal. Twee weken en een maand na de mishandeling pleegde de dader ook strafbare feiten.
De ouders zeggen alleen dat de niet wisten dat er eerder contact met politie en justitie was. De rechter vindt dat gezien het voorgaande niet aannemelijk. En onder die omstandigheden hadden de ouders het niet mogen toelaten dat hun kind zonder toezicht deelnam aan het uitgangsleven, waar geweldsincidenten relatief veel voorkomen. Deze zorg is kennelijk nagelaten of onvoldoende geweest. Daarom vindt de rechtbank dat de ouders de gedragingen van hun kind onvoldoende hebben belet. De ouders zijn daarom naast hun dochter aansprakelijk voor de schade van het slachtoffer, als de dochter geen tegenbewijs biedt tegen de veroordeling.
Conclusie
Een strafzaak is vaak het begin van het schadeverhaal van het slachtoffer op de dader. En een veroordeling van de strafrechter kan vergaande gevolgen hebben voor de dader én zijn ouders. Veel slachtoffers zijn niet van alle mogelijkheden op de hoogte.
(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)