Op 6 november 2024 deed de rechtbank Oost-Brabant uitspraak in een zaak over een motorongeluk uit 2010. Het slachtoffer vroeg de rechter vast te stellen dat zijn klachten en beperkingen door het ongeluk kwamen. In deze blog legt Timothy Boerendonk van VBS Advocaten uit wat er in de zaak gebeurde.

mr. Timothy Boerendonk

Door mr. Timothy Boerendonk

Het ongeluk en de gevolgen
Op 29 mei 2010 had een motorrijder een ongeluk met een auto. Hij raakte daarbij zwaargewond. Hij brak zijn onderarm, had schade aan zijn oogkas en borstwervel, en liep hersenletsel op. Ook kreeg hij pijn in zijn hoofd, nek en schouders en had hij psychische en concentratieproblemen. Door zijn klachten raakte hij blijvend arbeidsongeschikt.

De verzekeraar van de automobilist erkende dat de bestuurder fout zat. Maar er was discussie over of de motorrijder te hard reed en een goedgekeurde helm droeg. Uiteindelijk spraken partijen af dat de motorrijder voor 10% eigen schuld heeft. Dat betekent dat de verzekeraar 90% van zijn schade betaalt.

Onderzoeken
Na het ongeluk vonden verschillende medische onderzoeken plaats.

  • In 2011/2012 werd de man onderzocht op zijn hersenletsel. Er werden geen duidelijke problemen gevonden, maar hij scoorde wel lager dan verwacht op intelligentie. Ook had hij concentratie- en geheugenproblemen.
  • In 2014 werd uitgebreider onderzoek gedaan naar zijn hersenletsel. Toen werd wel hersenschade gevonden.

Daarnaast lieten beide partijen onderzoek doen naar het letsel door orthopedische, neurologische en psychiatrische specialisten.

Meningsverschillen
Na de onderzoeken bleven partijen het oneens over het letsel. De verzekeraar vond dat veel van de klachten, zoals geheugenproblemen, pijn en vermoeidheid, niet door het ongeluk kwamen. Zij dacht dat een depressie (niet veroorzaakt door het ongeluk) de oorzaak was. In het onderzoek van 2011/2012 werden namelijk geen duidelijke problemen gevonden. Het slachtoffer was het hier niet mee eens en stapte in een deelgeschil naar de rechter.

Wat zei de rechter?
De rechter gaf het slachtoffer op bijna alle punten gelijk:

1. Hersenletsel en cognitieve klachten

De rechter vond dat het eerdere onderzoek naar het hersenletsel te beperkt was. Andere onderzoeken toonden wel duidelijk aan dat er hersenschade is door het ongeluk. Volgens de rechter was dus sprake van hersenschade door het ongeluk.

2. Chronisch pijnsyndroom

De rechter vond ook dat er genoeg bewijs was dat het slachtoffer last heeft van chronische pijn door het ongeluk. Ook voor deze klachten kreeg het slachtoffer gelijk.

3. Pijn en vermoeidheidsklachten

De rechter oordeelde dat ook de pijn en vermoeidheidsklachten door het ongeluk komen. De advocaat van het slachtoffer had dit volgens de rechter goed onderbouwd.

4. Kosten

Ook voor de kosten van het deelgeschil werd het slachtoffer volledig in het gelijk gesteld. Normaal worden de te vergoeden kosten van het deelgeschil verminderd met het percentage eigen schuld (in dit geval 10%). Maar omdat de verzekeraar zich onredelijk opstelde, besloot de rechter dat de verzekeraar toch 100% van de kosten moet vergoeden.

Waarom is deze zaak interessant?
Deze zaak laat zien hoe belangrijk het is om letsel goed te laten onderzoeken. Daarnaast laat deze uitspraak zien hoe effectief een deelgeschil kan zijn. Ook toont de uitspraak dat een rechter onredelijk gedrag van een verzekeraar kan bestraffen. De onredelijke houding van de verzekeraar zorgde ervoor dat 100% van de kosten moest worden betaald.

(Bron: VBS Advocaten)