In een deelgeschil kan een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade een deel van het geschil aan de rechter voorleggen. De gedachte is dat dit gebeurt wanneer partijen vastlopen gedurende de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. Van een vastgelopen onderhandeling is bij de ontvangst van een ‘onacceptabel schikkingsvoorstel’ nog niet direct sprake. Dit laatste komt duidelijk naar voren in een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 30 september 2022, waarin de kantonrechter oordeelde dat de verzoeker in kwestie niet ontvankelijk was in zijn verzoek.
Door mr. Roely Postma
De situatie
De verzoeker in kwestie is een werknemer van TSG, die op 19 januari 2012 een arbeidsongeval is overkomen toen hij reparatiewerkzaamheden verrichtte aan een defecte energiezuil. De werknemer heeft zijn werkgever – TSG – aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. TSG wees de aansprakelijkheid in eerste instantie echter van de hand.
In een eerdere deelgeschilprocedure tussen partijen is (in een beschikking van 3 januari 2017) geoordeeld dat TSG wel degelijk aansprakelijk is voor de letselschade van haar werknemer. Met het oog op de schadebepaling is vervolgens zowel een gerechtelijk psychiater als een gerechtelijk deskundige (een rekenkundige) benoemd.
Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt ten aanzien van de schade. Uit de beschikking van 30 september 2022 blijkt dat TSG enkele maanden daarvoor een voorstel aan (de gemachtigde van) de werknemer heeft gestuurd dat betrekking had op de afwikkeling van het gehele geschil. De werknemer heeft niet op dat voorstel gereageerd, maar is in plaats daarvan een deelgeschil gestart waarin hij de kantonrechter verzoekt om:
- voor recht te verklaren dat het verlies van arbeidsvermogen als gevolg van het arbeidsongeval van 19 januari 2012 € 44.898,- exclusief rente beloopt, en dat TSG dit bedrag binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking aan hem moet betalen;
- zijn kosten te begroten op een bedrag van € 3.989,38, en TSG te veroordelen om dit bedrag binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking te betalen.
De werknemer brengt daarbij naar voren dat volgens hem moet worden uitgegaan van het volledige door de rekenkundige berekende verlies van arbeidsvermogen met arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Het verweer van TSG is primair gericht op de niet-ontvankelijkheid van de werknemer in het deelgeschil. Subsidiair betwist TSG de hoogte van het verlies van arbeidsvermogen.
Oordeel kantonrechter
Het eerste verweer van TSG treft doel. De kantonrechter merkt, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis, op dat de wetgever bij het deelgeschil voor ogen heeft gehad dat de partijen in onderhandeling zijn. In dit kader moet het verzoekschrift op grond van artikel 1019x lid 3 Rv bijvoorbeeld een zakelijk overzicht bevatten van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen ten aanzien van de vordering. Een dergelijk overzicht ontbreekt in deze zaak. Daarnaast staat volgens de kantonrechter vast dat partijen voorafgaand aan de procedure niet in onderhandeling waren.
De kantonrechter merkt vervolgens terecht op dat een deelgeschil onder omstandigheden ook kan worden ingezet om een andere partij aan de onderhandelingstafel te krijgen. In deze kwestie had TSG echter al een voorstel aan de werknemer gedaan, op welk voorstel nooit door de werknemer is gereageerd. TSG zat dus al aan de onderhandelingstafel en het is de werknemer die daar niet is aangeschoven.
De door de werknemer ingenomen stelling dat het voorstel van TSG onacceptabel was en niet was gebaseerd op concrete berekeningen, kan hem niet baten. Dit rijmt volgens de kantonrechter namelijk niet met het vervolgens starten van een deelgeschilprocedure. Daarnaast miskent de werknemer volgens de kantonrechter dat het in de fase van onderhandelingen niet nodig is om duidelijkheid te hebben over alle onderliggende inhoudelijke vraagstukken. De werknemer heeft volgens de kantonrechter dan ook geen toegang tot de deelgeschilprocedure en wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het verzoek in het geval de werknemer wel ontvankelijk zou zijn geweest in zijn vordering, zou zijn afgewezen. Met het verzoek tot het vaststellen van de hoogte van de schade wordt namelijk vrijwel het hele resterende geschil aan de kantonrechter voorgelegd. Als de hoogte van de schade is vastgesteld valt er weinig meer te onderhandelen, aangezien de buitengerechtelijke incassokosten in beginsel op een percentage daarvan worden vastgesteld. Voor zover smartengeld een rol speelt is dit bovendien slechts marginaal.
Ten aanzien van de kosten van de deelgeschilprocedure oordeelt de kantonrechter tot slot dat de kosten aan de kant van de persoon die schade lijdt door dood of letsel in beginsel in de beschikking worden begroot. Dit geldt ook als het verzoek wordt afgewezen, zoals hier het geval is. Een en ander is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Deze uitzonderingssituatie doet zich volgens de kantonrechter voor, zodat niet wordt overgegaan tot begroting van de kosten.
De werknemer in kwestie zal dus moeten wachten op een nieuw voorstel van TSG of TSG een tegenvoorstel moeten sturen.
(Bron: Dirkzwager)