Het gerechtshof Den Haag heeft op 28 februari jl. arrest gewezen in een zaak waarbij Nationale Nederlanden (“NN”) en Achmea besloten hebben om geen zaken meer te doen met een belangenbehartiger en hem op te nemen in de interne (“IVR”) en externe (“EVR”) frauderegisters. De verzekeraars hebben deze maatregelen genomen omdat zij zich op het standpunt stelden dat de bewuste belangenbehartiger een letselschadeclaim van een cliënt dubbel had ingediend bij beide verzekeraars. De voorzieningenrechter gaf in eerste aanleg de verzekeraars gelijk, maar hoe dit in het door de belangenbehartiger ingestelde hoger beroep afliep, lees je in deze blog van Julia Brugmans.
Door mr. Julia Brugmans
Kortgeding rechtbank Den Haag
De belangenbehartiger is na het stopzetten van de voornoemde samenwerking en de opname in de frauderegisters een kortgedingprocedure gestart bij de rechtbank Den Haag. Hij vorderde het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter dat het de verzekeraars verboden was zijn letselschadebureau als zaakbehandelaar van zijn cliënten te weigeren. Ook vorderde de belangenbehartiger dat de gegevens van hem en zijn kantoor verwijderd zouden worden uit de IVR en EVR-registers. Tot slot vorderde de belangenbehartiger dat de door de verzekeraars benaderde cliënten van de belangenbehartiger geïnformeerd moesten worden over het feit dat de samenwerking met zijn kantoor toch zou worden voortgezet.
De belangenbehartiger voerde hiertoe in de procedure kort gezegd aan dat hij niet op de hoogte was van beide zaken. Hij stelde zich op het standpunt dat iemand anders op zijn kantoor de behandelaar van de zaak bij Achmea was en dat hij zelf het dossier tegen NN in behandeling had. Dit heeft de belangenbehartiger volgens de rechter onvoldoende aannemelijk gemaakt, nu er uit geen enkel stuk blijkt dat die kantoorgenoot de behandelaar was van het dossier tegen Achmea. De bewuste kantoorgenoot stond ook niet als zaakbehandelaar vermeld in de correspondentie richting Achmea; die correspondentie werd ondertekend door de belangenbehartiger zelf. Ook stond de belangenbehartiger als zodanig vermeld in het briefhoofd. Daarbij geldt dat in andere letselschadezaken van het kantoor de kantoorgenoot wél duidelijk vermeld werd als zaakbehandelaar.
De kortgedingrechter heeft het standpunt van de belangenbehartiger dat de kantoorgenoot over zijn inloggegevens zou beschikken en een tijd onder zijn naam zou hebben gewerkt gepasseerd, omdat hiervan onvoldoende gebleken is. Verder is uit het verslag van het gesprek tussen de onderzoeker van NN en benadeelde gebleken dat de belangenbehartiger de enige persoon was waarmee hij contact had; over een kantoorgenoot is in het geheel niet gerept.
Op grond van het voorgaande kwam de voorzieningenrechter tot het oordeel dat voorshands voldoende vast is komen te staan dat de belangenbehartiger opzettelijk schade dubbel heeft geclaimd. Het stond voor de voorzieningenrechter dan ook niet ter discussie dat deze gedraging een bedreiging vormt of kan vormen voor de verzekeraars en dat de opname in het IVR en EVR, gelet op de ernst van de gedraging, gerechtvaardigd was. Omdat voldoende vast is komen te staan dat de schade dubbel geclaimd is, was het stopzetten van de samenwerking door de verzekeraars gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen van de belangenbehartiger afgewezen.
Hoger beroep kort geding
De belangenbehartiger is vervolgens in hoger beroep gegaan tegen het oordeel van de voorzieningenrechter en vorderde hierbij hetzelfde als hij in eerste aanleg deed. In het kort stelt de belangenbehartiger dat het niet juist is dat hij dubbele schade heeft geclaimd. Daarnaast vindt hij dat de betrokken verzekeraars onrechtmatig hebben gehandeld door hem uit te sluiten als schadebehandelaar en zijn cliënten te informeren over de genomen maatregelen.
Voldoende aannemelijk dat de belangenbehartiger opzettelijk twee keer schade heeft geclaimd?
Het hof oordeelde dat de belangenbehartiger onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de zaak van zijn cliënt bij Achmea. Het hof verwijst hierbij naar door de belangenbehartiger ondertekende brieven aan Achmea, de eerder afgelegde verklaring van een medewerker van zijn kantoor dat de belangenbehartiger alle uitgaande brieven controleert én het feit dat de bewuste cliënt had verklaard dat de belangenbehartiger zijn belangen behartigde – en niet iemand anders van het kantoor. Ook een in hoger beroep overgelegde verklaring die het gelijk van de belangenbehartiger zou moeten onderschrijven, acht het hof – gelet op de omstandigheden – onvoldoende betrouwbaar en ongeloofwaardig. Het hof concludeerde daarom dat voorshands voldoende aannemelijk is dat de belangenbehartiger opzettelijk schade dubbel heeft geclaimd.
Is uitsluiten van de belangenbehartiger als schadebehandelaar en inlichten van zijn cliënten onrechtmatig?
Het hof kwam net als de voorzieningenrechter voorshands tot het oordeel dat de tijdelijke stopzetting door de verzekeraar van de samenwerking met de belangenbehartiger een redelijke en gerechtvaardigde maatregel is. Omdat volgens het hof voorshands voldoende aannemelijk is dat de belangenbehartiger opzettelijk schade dubbel heeft geclaimd, terwijl niet in discussie is dat dergelijk onaanvaardbaar gedrag in het algemeen een bedreiging vormt voor de verzekeraar, heeft het stopzetten van de samenwerking niet als onrechtmatig te gelden.
Verder geldt dat de verzekeraars de cliënten niet hebben uitgesloten door de samenwerking met de belangenbehartiger te beëindigen. Zij hebben juist aan de cliënten bericht dat de afwikkeling van hun letselschadedossier niet ter discussie staat, maar dat dit verder kan worden geregeld met een andere of eventueel zonder belangenbehartiger. Van enige onrechtmatigheid aan de zijde van de verzekeraars was dan ook geen sprake.
Conclusie
Het hoger beroep slaagt aldus niet. De belangenbehartiger heeft volgens het hof onvoldoende aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de zaak. Volgens het hof zijn de tijdelijke stopzetting van de samenwerking met de belangenbehartiger en de opname in de IVR- en EVR-registers redelijke en gerechtvaardigde maatregelen. Daarom is de uitsluiting van de belangenbehartiger als schadebehandelaar en het inlichten van zijn cliënten over de maatregelen die zijn genomen niet onrechtmatig.
Het hele arrest lees je hier.
(Bron: Vittoria Law)