De rechtbank Den Haag heeft zich op 21 september 2022 gebogen over de vraag of de rugklachten die een vrouw heeft overgehouden aan een verkeersongeval, toe te schrijven zijn aan dat ongeval. Daarover gaat deze blog van Jeroen Bosch Advocaten.

mr. Demen Bülbül

Door mr. Demen Bülbül

Feiten
Op 21 april 2016 werd een destijds 26-jarige vrouw het slachtoffer van een verkeersongeval. Zij zat als bijrijder in een auto die van achteren werd aangereden door een andere auto. De auto waarin de vrouw zat is vervolgens doorgedrukt op de auto ervoor.

De vrouw was ten tijde van het ongeval zwanger. Met het ongeboren kind van de vrouw ging het goed; de vrouw zelf stelt lage rugklachten overgehouden te hebben aan het ongeval. Daardoor is zij, als moeder van drie kinderen, onder andere beperkt in het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

Aegon heeft als aansprakelijkheidsverzekeraar van de automobilist die achterop de auto botste waarin de vrouw zat, de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Aegon stelt zich echter op het standpunt dat de rugklachten van de vrouw niet het gevolg zijn van het desbetreffende ongeval en dat zij dus niet gehouden is om de schade die daaruit voortvloeit te vergoeden. De rechtbank buigt zich in deze zaak over de vraag of de rugklachten van de vrouw aangemerkt dienen te worden als ongevalsgevolg en of Aegon gehouden is om de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden.

Argumenten Aegon
Zoals al vermeld stelt Aegon zich op het standpunt dat de rugklachten van de vrouw niet het gevolg zijn van het desbetreffende ongeval. Hiervoor draagt Aegon een aantal omstandigheden aan.

Aegon wijst allereerst op het feit dat de vrouw tijdens haar eerste bezoek aan het ziekenhuis, direct na het ongeval, geen melding heeft gemaakt van rugklachten.

Aegon betoogt ten tweede dat er geen medisch aantoonbare verklaring is voor de rugklachten. Op MRI’s en ander beeldvormend onderzoek zijn immers geen duidelijke afwijkingen gevonden aan de rug van de vrouw.

Aegon wijst ten derde op het feit dat uit het huisartsenjournaal van de vrouw blijkt dat de vrouw in het voorjaar van 2014 bij de huisarts melding heeft gemaakt van rugklachten. Dat duidt volgens Aegon op zogenoemde pre-existente klachten: klachten die vóór het ongeval al speelde.

Het huisartsenjournaal dat de vrouw overgelegd heeft, loopt terug tot 2012. Aegon heeft nog gesuggereerd dat de vrouw gehouden is haar medische geschiedenis van vóór 2012 in het geding te brengen, voordat kan worden vastgesteld dat de klachten van de vrouw veroorzaakt worden door het ongeval.

Neurologische en orthopedische expertise
Op gezamenlijk verzoek van partijen is de vrouw in 2019 en 2020 onderworpen aan een tweetal expertises: eerst een neurologische expertise en daarna een orthopedische expertise. In deze expertises hebben een onafhankelijke neuroloog, respectievelijk orthopedisch chirurg de rugklachten van de vrouw nader in kaart gebracht en geduid.

De neuroloog heeft in eerste instantie geconcludeerd dat er geen neurologische verklaring kan worden gevonden voor de rugklachten van de vrouw. Hij heeft vervolgens gesuggereerd dat een onderzoek door een orthopedisch chirurg wellicht meer duidelijkheid kan geven.

Naar aanleiding van de orthopedische expertise heeft de orthopedisch chirurg geconcludeerd dat de vrouw op verschillende plaatsen ‘(druk- en bewegings-)pijn ter hoogte van de crista iliaca aan de linkerzijde’ ervaart. De orthopedisch chirurg heeft onder andere geconcludeerd dat de vrouw licht beperkt is ten aanzien van zitten, gebogen werken, bukken, torderen en tillen. Verder heeft de orthopedisch chirurg gerapporteerd dat de vrouw voor het ongeval op zijn vakgebied geen klachten dan wel afwijkingen had welke de vrouw ten tijde van de expertise had.

“De huidige klachten zoals deze door betrokkene worden aangegeven zijn direct aansluitend aan het ongeval (…) ontstaan. In aansluiting op het ongeval kennen de klachten een onveranderd patroon. Aangenomen moet derhalve worden dat de huidige klachten een direct gevolg zijn van het onderhavige ongeval”, rapporteert de orthopedisch chirurg.

Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg ligt van de vrouw om te bewijzen dat er een causaal verband bestaat tussen haar rugklachten en het ongeval. Wel geldt daarbij als uitgangspunt dat aan dit bewijs niet al te hoge eisen kunnen worden gesteld. Zo is bijvoorbeeld niet vereist dat er een medisch aantoonbare verklaring is voor de klachten. De rechtbank overweegt dat als de vrouw sinds het ongeval kampt met klachten die zij voor het ongeval niet had, als die klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen zijn en als een alternatieve verklaring voor die klachten ontbreekt, het causaal verband kan worden aangenomen.

Het argument van Aegon dat de vrouw tijdens haar eerste bezoek aan het ziekenhuis, direct na het ongeval, geen melding heeft gemaakt van rugklachten en dat de rugklachten dus niet het gevolg zijn van het ongeval, treft geen doel. Ongevalsklachten kunnen immers ook later ontstaan, aldus de rechtbank. Daarnaast blijkt uit het medisch dossier van de vrouw dat zij op 22 april 2016, één dag na het ongeval, is teruggegaan naar het ziekenhuis in verband met rugklachten. De rechtbank stelt dat het argument van Aegon ‘niet overtuigt’.

Het argument van Aegon dat er op MRI’s en ander beeldvormend onderzoek geen duidelijke afwijkingen gevonden zijn aan de rug van de vrouw en dat de rugklachten dus niet het gevolg zijn van het ongeval, treft evenmin doel. De rechtbank wijst Aegon erop dat zij over het hoofd ziet dat de orthopedisch chirurg wél heeft vastgesteld dat de pijnklachten van de vrouw het gevolg zijn van het crista iliaca posterior syndroom (links) en dat dit syndroom is veroorzaakt door het ongeval. Omdat de orthopedische expertise heeft plaatsgevonden op gezamenlijk verzoek van partijen, zijn zij in beginsel gebonden aan de bevindingen van de orthopedisch chirurg, tenzij sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen zijn rapportage. Aegon heeft niet gesteld dat dit het geval is, en de rechtbank is ook niet gebleken van dergelijke ernstige bezwaren.

Het argument van Aegon dat uit het huisartsenjournaal van de vrouw blijkt dat de vrouw in het voorjaar van 2014 al bij de huisarts melding maakte van rugklachten en dat de rugklachten dus niet het gevolg zijn van het ongeval, wordt eveneens van tafel geveegd door de rechtbank. De orthopedisch chirurg heeft immers geconcludeerd dat de vrouw vóór het ongeval geen soortgelijke klachten had. Die vaststelling is voor de rechtbank leidend. De rechtbank merkt daarbij op dat rugklachten in vele vormen kunnen bestaan. Het huisartsenjournaal meldt op 12 mei 2014: ‘Vriend brengt urine, weer 3 dagen veel pijn in de rug, is weer bang voor een blaasontsteking. Pijn straalt uit naar de buik. Geen koorts’ Kennelijk is de orthopedisch chirurg ervan uitgegaan dat in mei 2014 sprake was van een heel ander soort rugklachten dan de klachten waarmee de vrouw nu kampt. Er is dan ook niet gebleken dat de vrouw al vóór het ongeval last had van soortgelijke rugklachten.

Wat betreft de suggestie van Aegon dat de vrouw gehouden is haar medische geschiedenis van vóór 2012 in het geding te brengen, voordat kan worden vastgesteld dat de klachten van de vrouw veroorzaakt worden door het ongeval, overweegt de rechtbank tot slot het volgende. De rechtbank begrijpt uit het huisartsenjournaal dat de vrouw begin 2012 is overgestapt naar haar huidige huisartsenpraktijk. Kennelijk heeft zowel de neuroloog als de orthopedisch chirurg geen behoefte gehad aan medische informatie van vóór die tijd, en datzelfde geldt voor de rechtbank. Er is geen enkele aanwijzing dat het medisch dossier van de vrouw uit het verdere verleden informatie bevat die relevant is voor het beoordelen van de huidige lage rugklachten van de vrouw. De rechtbank baseert haar oordeel daarom – net als de beide deskundigen – op de informatie die op dit moment beschikbaar is.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vrouw sinds het ongeval kampt met klachten die zij voor het ongeval niet had, dat die klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen zijn en dat een alternatieve verklaring voor die klachten ontbreekt. Het causaal verband tussen de rugklachten en het ongeval is daarmee gegeven, hetgeen betekent dat Aegon gehouden is om alle schade die voortvloeit uit die rugklachten te vergoeden aan de vrouw.

Conclusie
De rechtbank veegt alle argumenten van Aegon van tafel waarmee zij het causaal verband tussen de rugklachten van de vrouw en het ongeval betwist. Het causaal verband tussen de rugklachten en het ongeval is volgens de rechtbank gegeven, hetgeen betekent dat Aegon gehouden is om alle schade die voortvloeit uit die rugklachten te vergoeden aan de vrouw. De rechtbank sluit daarmee aan bij de vaste whiplashjurisprudentie, welke voorschrijft dat niet al te hoge eisen mogen worden gesteld aan bewijs voor het causaal verband tussen klachten waarvoor geen medisch aantoonbare verklaring bestaat, zoals rugklachten, en een verkeersongeval.

De uitspraak van de rechtbank is op 10 oktober 2022 gepubliceerd en kunt u hier teruglezen.

(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)