Een langs de lijn kijkende vader krijgt tijdens een voetbalwedstrijd van zijn zoon een bal hard tegen zijn hoofd, waardoor hij ernstig letsel oploopt. Is de speler hiervoor aansprakelijk jegens de vader en welke jurisprudentie speelt een rol bij het beantwoorden van deze vraag?
Door mr. Tim Warnsinck
Feiten en omstandigheden
Een vader van één van de spelers (verder: “eiser”) stond naast het veld naar de voetbalwedstrijd van zijn zoon te kijken. Hij stond samen met ongeveer twintig anderen langs de lijn. Op enig moment tijdens de wedstrijd heeft een speler van de tegenpartij (verder: “gedaagde”) een hoge bal aangenomen, maar hij bleek onvoldoende in staat de bal te controleren. Hij besloot daarop de bal over de zijlijn het veld uit te trappen. De bal kwam daarbij op onfortuinlijke wijze tegen het hoofd van eiser aan, die op een betonnen plaat ten val kwam en het bewustzijn verloor. Eiser heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen.
Een lid van het voetbalteam van gedaagde heeft vervolgens een getuigenonderzoek gedaan, waarbij diverse betrokken personen gehoord zijn. Uit dit onderzoek kwam kort gezegd naar voren dat er weliswaar sprake was van een harde trap én dat er best voor een andere oplossing gekozen had kunnen worden, maar dat er bij gedaagde géén sprake leek te zijn van bewustzijn dat zijn onbesuisde uittrap ook wel eens ernstig letsel zou kunnen veroorzaken. Gedaagde heeft op grond van deze verklaringen aansprakelijkheid afgewezen.
Procedure bij de rechtbank
Eiser heeft vervolgens besloten om gedaagde in rechte te betrekken. Bij de procedure staat centraal de vraag of gedaagde onrechtmatig gehandeld heeft jegens eiser. Eiser stelt namelijk dat gedaagde uit hoofde van artikel 6:162 BW aansprakelijk is, omdat hij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Die onrechtmatigheid zou gelegen zijn in het feit dat gedaagde zich als speler bewust, opzettelijk en roekeloos gedroeg door een bal met volle snelheid en kracht het aan de zijlijn opgestelde publiek in te trappen. Eiser merkt daarbij op dat gedaagde weliswaar mogelijk niet het oogmerk had om hem letsel toe te brengen, maar dat er wél sprake van bewust handelen van gedaagde. Dit vanwege het feit dat hij tijdens de wedstrijd de tijd en de mogelijkheid had om een andere keuze te maken dan de bal met volle snelheid en kracht uit te trappen, het publiek in.
Juridisch kader
De rechter merkt allereerst op dat de vraag of een deelnemer aan een sport of spel onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, minder snel bevestigend moet worden beantwoord dan wanneer die gedraging niet in een sport- of spelsituatie had plaatsgevonden. De reden daarvan is volgens de rechter dat ‘de deelnemers aan een sport of spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moeten verwachten’. De rechter verwijst daarbij naar de arresten HR 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0300 en HR 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2680.
Verder merkt de rechter op dat bij de aansprakelijkheidsvraag van belang is wat een toeschouwer van het gedrag van de deelnemer mag verwachten. Het is namelijk zo dat ‘een deelnemer aan een sport- of spelsituatie pas tegenover een toeschouwer aansprakelijk is, wanneer zijn handelen tegenover die toeschouwer een zodanige onzorgvuldigheid oplevert dat het niet meer geacht kan worden inherent te zijn aan een optimale, prestatiegerichte sportbeoefening, die enerzijds de deelnemer nastreeft, en anderzijds de toeschouwer van hem verlangt’
Overwegingen rechtbank
De rechter overwoog dat bij een wedstrijdsituatie door deelnemers over het algemeen grotere risico’s worden genomen dan in het gewone maatschappelijke verkeer gebruikelijk is. Daarbij geldt dat voetbal een contactsport is, waarbij men met regelmaat de bal van elkaar probeert af te pakken. Eiser kon dan volgens de rechter ook van gedaagde verwachten dat hij zich als verdediger zou inzetten om aanvallen van het andere team af te slaan en balbezit van de tegenpartij te voorkomen. Eiser diende als toeschouwer dan ook tot op zekere hoogte risico’s die men tijdens een voetbalwedstrijd loopt, op de koop toe te nemen. Dat eiser niet aan de wedstrijd deelnam, maar langs de zijlijn toekeek maakt dit volgens de rechter niet anders. Daarbij is volgens de rechter tevens van belang dat de strijd om de bal nu juist het spektakel oplevert waarvoor een toeschouwer naar de wedstrijd komt kijken.
Mate van gevaarzettendheid
De rechter is dan ook van oordeel dat eiser als toeschouwer tot op zekere hoogte gevaarzettend gedrag van gedaagde mocht verwachten. De vraag is vervolgens voor de rechter of deze gedraging zó gevaarzettend was, dat eiser dit niet hoefde te verwachten bij deze voetbalpartij. De rechter oordeelt van niet en betrekt daar de volgende omstandigheden bij;
- De gedaagde heeft de bal uitgespeeld om vanuit zijn rol als verdediger te voorkomen dat de tegenpartij de bal kreeg;
- Eiser heeft tijdens de zitting aangegeven dat het in een dergelijke situatie geen vreemde keuze is om de bal uit te trappen;
- Er zijn géén aanknopingspunten dat gedaagde welbewust het risico genomen heeft een toeschouwer hard te raken;
- Het uittrappen van de bal an sich levert géén gevaarzettend handelen op dat niet beschouwd kan worden als passend bij een normale prestatiegerichte wijze van voetballen.
De rechter verwijst afsluitend (nogmaals) naar de hiervoor besproken rechtspraak van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat in het kader van sport of spel tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen – en dus ook mogelijk wat onbesuisde handelingen – moet worden verwacht. Alhoewel het incident tot een noodlottige afloop bij eiser heeft geleid, kan volgens de rechter niet worden aangenomen dat gedaagde in het kader van de voetbalwedstrijd een abnormaal gevaarlijke gedraging heeft verricht die niet van hem behoefde te worden verwacht, door de bal uit te spelen zoals hij heeft gedaan. Van onrechtmatig handelen door gedaagde is volgens de rechter dan ook geen sprake, zodat gedaagde niet kan worden aangesproken voor de door eiser geleden schade.
De hele uitspraak leest u hier.
(Bron: Vittoria Law Advocatuur)