Een van de doorgaans grootste schadeposten bij letselschade is de schade door het verlies van arbeidsvermogen. Wanneer een slachtoffer door een voorval waarvoor een ander aansprakelijk is niet meer kan werken en dus minder inkomen heeft, dan is dat schade. Maar hoe begroot je die schade? Uit de rechtspraak blijkt dat de rechter een vergelijking maakt tussen twee situaties. De situatie zoals die is met het voorval wordt vergeleken met de situatie zoals die waarschijnlijk zou zijn geweest als het voorval niet was gebeurd. Het lastige bij die laatste situatie is dat door toedoen van de aansprakelijke het slachtoffer niet heeft kunnen laten zien wat hij in zijn mars had. Tot welke discussies dit kan leiden blijkt goed uit een recente beschikking van de rechtbank Amsterdam in een deelgeschil.
Door mr. Edwin Bosch
Wat speelde er?
Op 26 juli 2012 is het slachtoffer als motorrijder betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Door dit ongeval heeft hij onder meer ernstig schedel- en hersenletsel. Volgens het UWV was het slachtoffer geheel arbeidsongeschikt. Het slachtoffer stelt de veroorzaker van het verkeersongeval aansprakelijk. Achmea, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de veroorzaker, erkent aansprakelijkheid.
Eén van de schadeposten waarvoor het slachtoffer schadevergoeding vordert, is de schade door het verlies van arbeidsvermogen. Doordat hij arbeidsongeschikt is geraakt kan hij niet meer werken en krijgt hij een uitkering. Het slachtoffer stelt dat hij zonder ongeval veel meer had kunnen verdienen dan hij nu aan uitkering ontvangt. Daardoor is er sprake van schade door het verlies van arbeidsvermogen.
Uit de beschikking blijkt dat het slachtoffer zich op het standpunt stelt dat hij zonder ongeval was doorgegroeid en luchtverkeersleider zou zijn geworden. Na een eerder deelgeschil heeft een arbeidsdeskundige opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de aannemelijkheid van die stelling. De arbeidsdeskundige brengt de door het slachtoffer gevolgde opleidingen in beeld. Dat is een vmbo-opleiding (theoretische leerweg). Daarnaast volgde het slachtoffer een mbo-4-opleiding luchthavenlogistiek, maar behaalde het diploma daarvan niet. Daarnaast volgde het slachtoffer bij zijn voormalig werkgever Aviapartner diverse vakgerichte certificaten.
De arbeidsdeskundige oordeelt op basis van zijn onderzoek dat het niet aannemelijk is dat het slachtoffer binnen enkele jaren luchtverkeersleider had kunnen worden. De arbeidsdeskundige duidt als alternatief de functie assistent luchtverkeersleider. Die uitkomst lijkt duidelijk, maar leidt toch (opnieuw) tot discussie.
Wat stelt het slachtoffer?
Het slachtoffer stelt dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige duidelijk blijkt dat hij assistent luchtverkeersleider had kunnen worden. Hij vraagt de rechter dan ook te bepalen dat bij de begroting van het verlies van arbeidsvermogen in de situatie zonder ongeval ervan uit moet worden gegaan dat hij een inkomen had verdiend gelijk aan dat van een assistent luchtverkeersleider. Mocht dat verzoek niet toewijsbaar zijn, dan vraagt hij de rechtbank om nadere (verduidelijkende) vragen te stellen aan de arbeidsdeskundige.
Wat stelt de aansprakelijkheidsverzekeraar?
Achmea voert verweer. Zij stelt dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige niet blijkt dat het slachtoffer zonder ongeval assistent luchtverkeersleider had kunnen worden. Hij voldeed, volgens Achmea, niet aan de (diploma-)eisen die daarvoor gelden. Daarom zou bij de begroting van de schade door het verlies van arbeidsvermogen daarvan niet uit kunnen worden gegaan.
Hoe oordeelt de rechter?
De rechter vindt het rapport van de arbeidsdeskundige voldoende duidelijk. De rechter wijst erop dat de arbeidsdeskundige zelf in zijn rapport schreef dat het slachtoffer assistent luchtverkeersleider had kunnen worden. Dat de arbeidsdeskundige erop wijst dat dit onder de voorwaarde is dat het slachtoffer het vereiste (opleidings)niveau zou kunnen aantonen en door de selectie zou zijn gekomen, maakt dit niet anders. De arbeidsdeskundige was immers bekend met het opleidingsverleden van het slachtoffer en heeft dit verleden betrokken in zijn oordeel.
Daarbij komt, zo overweegt de deelgeschilrechter, dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat het slachtoffer een volledige mbo-4 opleiding heeft doorlopen, daarna relevante werkervaring heeft opgedaan en certificaten heeft behaald. Daaruit volgt volgens de rechter dat het slachtoffer ten tijde van het ongeval beschikte over het vereiste opleidingsniveau. Bij dit oordeel speelt, volgens de rechter, mee dat het slachtoffer heeft gesteld dat hij slechts één onvoldoende teveel had (een 5.4) om zijn diploma te krijgen. Verder vindt de rechter het belangrijk dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat het mogelijk was om vanuit de functie die het slachtoffer had ten tijde van het ongeval door te groeien naar assistent luchtverkeersleider. Een voormalig collega van het slachtoffer was ook op die manier doorgegroeid.
De deelgeschilrechter wijst het verzoek van het slachtoffer toe en verklaart voor recht dat diens verdienvermogen in de hypothetische situatie zonder ongeval gelijk kan worden gesteld aan dat van een assistent luchtverkeersleider.
Toelichting: de schade door het verlies van arbeidsvermogen
In deze beschikking heeft de rechter een rapport van een arbeidsdeskundige uitgelegd voor de begroting van de schade door het verlies van arbeidsvermogen. Die uitleg is goed te volgen. Vooral omdat uit rechtspraak blijkt dat aan de eisen van het bewijs wat iemand zonder voorval had kunnen verdienen geen strenge eisen mogen worden gesteld.
Bij dit ‘bewijs’ gaat het eigenlijk ook niet echt om ‘bewijs’. Hoe bewijs je immers iets dat niet is gebeurd? Het gaat meer om het schetsen van een aannemelijk scenario. Bij de beoordeling van dit scenario is vaak de situatie direct voorafgaand aan het ongeval het startpunt. Dat is hier ook het geval. De rechter overweegt dat het slachtoffer voor ongeval werkte op mbo-4 niveau. Bovendien overweegt de rechter dat de arbeidsdeskundige in zijn rapport opmerkte dat het niet aannemelijk was het slachtoffer het behaalde niveau vier binnen enkele jaren naar niveau zes zou hebben getild. Vervolgens wordt gekeken wat vervolgens ‘de normale gang van zaken’ is. Daarom was het van belang dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat het mogelijk was om vanuit de functie die het slachtoffer had door te groeien naar assistent luchtverkeersleider. Dat bleek ook doordat een voormalig collega van het slachtoffer die stap ook had gemaakt.
(Bron: Vogelaar Bosch Spijer Advocaten)