In de herfst- en winterperiode gebeuren veel verkeersongevallen door gladheid. Wij krijgen dan vaak de vraag of de schade kan worden verhaald op de wegbeheerder. Om hier antwoord op te geven moeten wij eerst weten wat nu onder een weg moet worden verstaan, wie de beheerders zijn en of er sprake is van aansprakelijkheid. Vandaar de titel: Weg – Beheerders – Aansprakelijkheid.
Door Richard van Beek
Wanneer is er sprake van aansprakelijkheid?
Een wegbeheerder heeft een wettelijke onderhoudsplicht en moet ervoor zorgen dat de weg in goede staat verkeert. Op basis hiervan zou je de conclusie kunnen trekken dat bij gladheid de weg niet in goede staat verkeert en dat de wegbeheerder dus aansprakelijk is. 1 + 1 = 2, maar dat is te kort door de bocht. De wegbeheerder heeft een zorgplicht, maar dat is een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Het gaat dus niet zover dat verwacht mag worden dat elke straat altijd vrij is van bladeren en sneeuw.
Voor de erkenning van aansprakelijkheid op basis van artikel 6:162 BW is een voorwaarde dat de wegbeheerder onrechtmatig heeft gehandeld. Bijvoorbeeld wanneer een beheerder niet heeft gestrooid terwijl dit volgens het strooibeleid wel had gemoeten. Daarnaast heeft een verkeersdeelnemer zelf ook plichten. Zo mag je er niet vanuit gaan dat de weg altijd in optimale staat verkeert. Ook blijkt uit de rechtspraak dat in deze periode van het jaar van weggebruikers verwacht mag worden dat ze oplettender en voorzichtiger zijn.
Andere mogelijkheden?
Naast artikel 6:162 BW wordt een vordering ook vaak gebaseerd op artikel 6:174 BW. Het gaat dan om schade veroorzaakt door een gebrek aan een opstal. De weg is in dit geval een opstal, maar gladheid kan niet worden gezien als een gebrek. Dit wordt verduidelijkt aan de hand van het volgende vonnis.
Artikel 6:174 BW
De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.
Door bladeren raakt een auto van de weg en belandt in het water. Benadeelde heeft de gemeente aansprakelijk gesteld, waarbij de vordering primair was gebaseerd op artikel 6:174 lid 2 BW. De weg zou niet voldaan hebben aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Daarnaast werd ook artikel 6:162 BW ingeroepen. Naar de mening van het slachtoffer had de beheerder de weg moeten vegen of ten minste met borden moeten waarschuwen voor slipgevaar. De wegbeheerder, in dit geval de gemeente, wees de aansprakelijkheid af en de benadeelde stapte naar de rechter.
De rechtbank heeft geoordeeld dat artikel 6:174 BW hier niet van toepassing is. De weg was in orde, dus niet stuk of slecht onderhouden, en bladeren die erop liggen zijn dus geen gebrek aan de weg zelf. Ook is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de zorgplicht van een wegbeheerder niet zover gaat dat een weg nooit glad mag worden. Verder kan de beheerder niet alle wegen zo intensief inspecteren dat een dergelijke situatie altijd onmiddellijk na het ontstaan kan worden verholpen. Dit zou anders zijn als het bekend was dat er op de bewuste plaats sprake was van gladheid.
Het feit dat er geen waarschuwingsbord stond leidt er ook niet toe dat de wegbeheerder aansprakelijk is. De bestuurder van de auto was zich bewust van de gladheid, aldus de rechtbank. Een gewaarschuwd mens telt dus voor twee!
De volledige uitspraak uit 2006 is nog altijd maatgevend. Ook uit overige rechtspraak komt naar voren dat rechters gladheid als een maatschappelijk aanvaard risico zien en de vordering vaak afwijzen.
Kortom, in veel gevallen kan de schade niet worden verhaald en blijft een benadeelde met zijn of haar schade zitten. Dit betekent niet dat de wegbeheerder nooit aansprakelijk kan worden gehouden. Nogmaals, als de wegbeheerder verwijtbaar gehandeld heeft, kunnen er wel degelijk verhaalsmogelijkheden zijn!