In België heeft het Hof van Beroep in Antwerpen het Universitair Ziekenhuis Leuven (UZL) aansprakelijk gehouden voor een medische fout, nadat de bewijslast bij het ziekenhuis was neergelegd en hieraan volgens het hof niet werd voldaan. Dit blijkt uit een artikel van Het Laatste Nieuws. De uitspraak dateert uit 2021 en is nu gepubliceerd.

Door mr. Paulien Gossens

Aanpassing Burgerlijk Wetboek
Sinds het invoeren van een nieuw boek 8 in het Belgische Burgerlijk Wetboek is het voor de rechter op grond van artikel 8.4 lid 5 mogelijk om de bewijslast om te keren. Van die mogelijkheid is nu door het Hof van Beroep gebruik gemaakt in een kwestie waarin een patiënt een ziekenhuisinfectie heeft opgelopen na een ruggenprik. Het Hof van Beroep heeft het UZL opgedragen om aan te tonen dat er niet verwijtbaar jegens de patiënt is gehandeld. Omdat het UZL hier volgens het hof niet in is geslaagd, is het ziekenhuis gehouden om de schade van de patiënt te vergoeden.

Een baanbrekende uitspraak in België, omdat niet eerder in dergelijke zaken de bewijslast werd omgekeerd. Maar hoe zit het eigenlijk bij medische fouten naar Nederlands recht?

Zorgvuldigheidsnorm
Over het algemeen is er sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen een patiënt en een hulpverlener, al is dat niet altijd het geval. Overeenkomst of niet, voor de hulpverlener geldt te allen tijde een zorgvuldigheidsnorm, welke is neergelegd in artikel 7:453 BW, maar ook kan worden ontleend aan de maatschappelijke zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 6:162 BW. De zorgvuldigheidsnorm houdt in dat de hulpverlener bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en in overeenstemming moet handelen met de professionele standaard. Deze professionele standaard wordt nader ingekleurd door onder andere de geldende protocollen.

Wat nu als je als patiënt van mening bent dat de hulpverlener niet conform de professionele standaard heeft gehandeld? Wie moet dan wat aantonen?

Bewijslast
Het uitgangspunt ten aanzien van de bewijslast is neergelegd in artikel 150 Rv. Hierin is bepaald dat als iemand zich op een bepaald rechtsgevolg beroept, diegene de stelplicht en bewijslast draagt. Een bewijslast impliceert een bewijsrisico. Slaag je er niet in om het bewijs te leveren van de door jou gestelde feiten, dan wordt de vordering afgewezen. Dat houdt in dat de patiënt die van mening is dat er door een hulpverlener verwijtbaar is gehandeld, moet aantonen dat er daadwerkelijk sprake is van een normschending en dat hij hierdoor schade lijdt. Dat brengt de patiënt in een ingewikkelde positie, omdat het lastig is om aan te tonen dat er überhaupt verwijtbaar is gehandeld én dat dit heeft geleid tot schade. De hulpverlener heeft daarnaast een enorme voorsprong op de patiënt qua kennis en documentatie. Daarom rust op de hulpverlener een verzwaarde motiveringsplicht. Dat houdt in dat de hulpverlener zijn betwisting met voldoende feitelijke gegevens moet onderbouwen om zo de patiënt aanknopingspunten te geven om aan zijn stelplicht en bewijslast te kunnen voldoen.

Omkeringsregel
Om de patiënt verder tegemoet te komen bij zijn benaderde bewijspositie is in de rechtspreek de omkeringsregel in het leven geroepen. Dit houdt in dat als er sprake is van een normschending ter zake van een risico dat ziet op het voorkomen van specifiek gevaar en dat gevaar heeft zich verwezenlijkt, het causaal verband tussen de normschending en de schade in beginsel is gegeven. De hulpverlener wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren en dit vermoeden te ontzenuwen.

Zoals uit voorgaande blijkt, is de omkeringsregel enkel van toepassing als het gaat om de schending van een specifieke norm. De hiervoor besproken zorgvuldigheidsnorm van artikel 7:453 BW is volgens jurisprudentie té algemeen.

Omkering bewijslast
Hoewel ook de Nederlandse rechter op grond van de in artikel 6:2 BW neergelegde redelijkheid en billijkheid kan beslissen om de bewijslast om te keren en deze derhalve bij de hulpverlener neer te leggen, is dat nog niet voorgekomen. Voor een dergelijke omkering van de bewijslast moeten zwaarwegende argumenten zijn en daar is vooralsnog geen sprake van geweest. Wellicht omdat men van mening is dat met de verzwaarde motiveringsplicht en de omkeringsregel de patiënt al voldoende tegemoet wordt gekomen. Daarnaast kunnen ook andere factoren een rol spelen bij deze omstandigheid, zoals de verzekerbaarheid. Aannemelijk is immers dat het aantal geslaagde vorderingen zal toenemen.

Als slachtofferadvocaten juichen wij deze ontwikkeling bij onze zuiderburen natuurlijk enorm toe. In de praktijk blijkt immers dat patiënten vaak niet aan hun bewijslast kunnen voldoen. Of deze uitspraak de Nederlandse rechters echter zal inspireren, is nog maar de vraag.

(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)