Het Amerikaanse leger baseerde zich bij het uitvoeren van bombardementen in landen als Irak en Syrië vaak op gebrekkige inlichtingen. Ze maakten bij luchtaanvallen bovendien veel meer burgerslachtoffers dan naar voren komt uit officiële cijfers. Dat meldt The New York Times op basis van vertrouwelijke documenten van het Amerikaanse ministerie van Defensie.
De krant verkreeg informatie over ruim 1300 incidenten met burgerdoden. Het gaat veelal om situaties waarin burgers ten onrechte zijn aangezien voor extremisten. Het is onbekend hoeveel burgers precies zijn omgekomen, maar het zijn er volgens de krant in elk geval aanzienlijk meer dan de autoriteiten hebben gemeld. Die gaan uit van 1417 burgerdoden bij luchtaanvallen op IS in Irak en Syrië. Sinds 2018 zouden in Afghanistan zeker 188 burgers zijn omgekomen bij Amerikaanse bombardementen.
Volgens The New York Times zijn berichten over burgerdoden vaak niet goed onderzocht door het leger. Ook voorzorgsmaatregelen om burgers te beschermen zouden vaak tekort hebben geschoten. Zo wordt in aanloop naar een luchtaanval soms niet opgemerkt dat burgers aanwezig zijn, bijvoorbeeld omdat ze zich op plekken bevinden die vanuit de lucht niet zichtbaar zijn.
Schadevergoeding
In de documenten van het Pentagon staan geen meldingen van disciplinaire maatregelen tegen militairen die zijn betrokken bij dergelijke incidenten. Ook zou in slechts enkele gevallen een schadevergoeding zijn uitgekeerd na luchtaanvallen met onschuldige slachtoffers, die vaak ernstig gewond raakten en uitgebreide medische zorg nodig hadden.