Oorlogsmisdaden verjaren niet. Maar wel als het gaat om Nederlanders tijdens de Indonesië-oorlog. Daaraan maakt de rechter een eind.

Meneer Yaseman had twee jaar geleden nog de primeur van het eerste transcontinentale getuigenverhoor. Via Skype werd de toen 89-jarige Indonesische oud-strijder vanaf Java gehoord door de rechtbank in Den Haag.

Hij stelde de Nederlandse Staat aansprakelijk voor de blijvende schade die hij had opgelopen bij martelingen door Nederlandse militairen nadat hij in 1947 in de buurt van Malang gevangen was genomen. Yaseman, die korte tijd later overleed, werd door de rechter in het gelijk gesteld. Zijn nabestaanden ontvingen een schadevergoeding van vijfduizend euro.

De staat hield staande dat dit onterecht was, onder meer omdat de feiten allang zouden zijn verjaard, en ging in beroep. Om dezelfde reden ging de staat in beroep bij een andere zaak aangespannen door kinderen van Indonesiërs die tijdens de Indonesië-oorlog zonder vorm van proces in Zuid-Sulawesi werden geëxecuteerd door commando’s onder bevel van kapitein Raymond Westerling.

De opstelling van de staat is opmerkelijk in het licht van de eerdere Rawagede-uitspraak uit 2011 waar de rechter ook oordeelde dat verjaring niet aan de orde was. Daarbij richtten Nederlandse militairen in 1947 een bloedbad aan onder de mannen van het dorp. De weduwen van Rawagede werden in het gelijk gesteld. Er meldden zich vervolgens weduwen van mannen die in Zuid-Sulawesi waren omgebracht door de commando’s van Westerling. En de staat besloot de zaken verder buiten de rechtszaal in een regeling af te handelen. Maar toen Monji c.s., de kinderen van de slachtoffers in Zuid-Sulawesi zich meldden, veranderde de houding van de staat. De zaken moesten weer stuk voor stuk in de rechtszaal bewezen worden.

In een opzienbarende uitspraak dinsdag kwam het Haagse gerechtshof tot de slotsom dat de foltering van Yaseman níet is verjaard, evenmin als de executie van de ouders van klagers Monji c.s.. Het is een arrest dat verstrekkende gevolgen kan hebben.

Advocaat Liesbeth Zegveld, die de eisers in al deze zaken vertegenwoordigt, wijst erop dat het Hof hier foltering gelijkstelt aan executie waar het gaat om de ernst van het misdrijf. Dat heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de zaak-Tremini. Zij werd door de rechtbank in het gelijk gesteld met haar klacht dat zij door Nederlandse soldaten is verkracht. De staat ging in beroep. Zegveld: “Die zaak kan de staat nu wel van de rol laten halen bij het gerechtshof.”

Straffeloosheid
Brisant is het feit dat het Hof in zijn arrest waar het gaat om verjaring een vergelijking trekt met het strafrecht. De Tweede Kamer nam, zo schrijft het Hof, in 1971 de wet aan die verjaring ophief van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de mensheid. Maar het parlement maakte een uitzondering voor misdaden van Nederlandse militairen tussen 1945 en 1950. “Aan deze beslissing lagen (ook/vooral) politieke overwegingen ten grondslag”, schrijft het Hof. Zegveld noemt dit “schandalig”. Het gerechtshof wijst erop dat er nu nationaal en internationaal consensus bestaat over het feit dat het recht op strafvervolging bij oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid niet kan verjaren. En dat ondersteunt de door het Hof gevolgde redenering dat foltering en buitengerechtelijke executie een “buitencategorie vormen in het verjaringsdebat”.

Het proces van Monji c.s. loopt nog bij de rechtbank; de poging van de staat om de zaak via het beroep op verjaring bij het Hof uit de rails te laten lopen, is nu mislukt.

Zegveld hoopt dat de staat alsnog ervoor kiest ook voor kinderen een regeling te treffen. Ook overweegt de advocaat met het arrest in de hand aangifte te doen bij het OM van Nederlandse oorlogsmisdaden. Zegveld: “Maar zeker is dat nog niet.”

(Bron: NRC)