Westerse landen zouden moeten overwegen of ze schadevergoedingen kunnen uitkeren aan nabestaanden van Afrikaanse slachtoffers van de slavernij. Dat schrijft de Verenigde Naties (VN) in een rapport over de slavernij. Het zal lastig zal zijn om daders en slachtoffers te identificeren, aldus de VN, maar dat mag niet betekenen dat verplichtingen niet worden nagekomen.
Het rapport van de secretaris-generaal António Guterres van de VN stelt dat geen enkel land het verleden en de erfenis van de massale slavernij van mensen van Afrikaanse afkomst gedurende meer dan 400 jaar heeft aangepakt. “Volgens de internationale mensenrechtenwetgeving kan compensatie voor economisch berekenbare schade, voor zover passend en evenredig aan de ernst van de schending en de omstandigheden van elk geval, ook een vorm van herstelbetalingen vormen”, aldus het rapport.
Het rapport stelt dat over een periode van ruim vierhonderd jaar 25 tot 30 miljoen Afrikanen slachtoffer zijn geworden van de trans-Atlantische slavenhandel. Het VN-rapport richt zich uitsluitend op de slavenhandel van Afrika naar andere continenten, niet op vormen van slavernij in Afrika zelf.
Het idee van schadevergoedingen of andere gebaren als tegemoetkoming voor het leed van de trans-Atlantische slavenhandel wordt steeds vaker naar voren gebracht door landen in Afrika en het Caribisch gebied. De Europese Unie heeft in juli gezegd dat “het verleden van de Europese slavenhandel ongekend leed heeft berokkend en mogelijk tot schadevergoedingen dwingt wegens misdaden tegen de menselijkheid”. De Nederlandse republiek heeft een belangrijke rol gespeeld in de trans-Atlantische slavenhandel die voor Nederland feitelijk tot eind 18e eeuw duurde.