Coen de Koning en Aernout Santen zijn inhoudelijke tegenpolen. Coen is sinds zijn beëdiging tot advocaat werkzaam als slachtofferadvocaat en Aernout heeft juist zijn hele werkzame leven aan de WA-kant van de letselschadepraktijk gewerkt. Maar de heren hebben ook best veel dingen gemeen. Ze zijn even oud (bouwjaar 1965), maakten allebei in 1993 hun introductie in de personenschaderegeling, zijn sindsdien gepokt en gemazeld en ze steken dat geen van beiden onder stoelen of banken. Deze twee erkende zwaargewichten kruisen de pennen op Letselschade.NU!

Beste Coen,

Het duizelt mij even door de veelheid aan onderwerpen die je aantikt. Teveel om in dit kort bestek te beantwoorden. Ik zal mij moeten beperken, dus over bijvoorbeeld het cursusaanbod van opleidingsinstituten ga ik het niet hebben.

“Helaas”, zo schrijf je, “zijn er behandelaren aan verzekeraarskant die ons werk vooral zien als een spel”. Volgens mij gaat dat niet over schadebehandelaren in het algemeen, maar over mij in het bijzonder, want in 2017 heb ik op het LSA-Symposium een voordracht gehouden met de titel ‘letselschade is (g)een spel’ (na te lezen in de LSA-uitgave ‘wie eist bewijst, wie stelt krijgt geld’ ISBN 978-94-62902391-3). In elk geval past die schoen mij.

In die bijdrage ging ik in op de spelregels van het aansprakelijkheidsrecht en hoe die spelregels het gedrag van de spelers op een onwenselijke wijze beïnvloeden. Ik heb een hoop bijval gehad, maar in de weken na mijn voordracht leek het er toch ook sterk op dat een deel van de zaal al was afgehaakt bij de titel… Een verzekeraar die het bestaat om over letselschade te praten als was het een spelletje…. Schande! Bij dat deel van de zaal heerste onbegrip en boosheid, tot zelfs klachten bij mijn directie aan toe.

Niet lang geleden sprak ik een belangenbehartiger die mij bij nader inzien geen al te ongeschikte kerel leek te vinden, en die mij vroeg of ik nog steeds achter mijn verhaal van 2017 stond. Ik legde hem uit dat dat – meer dan ooit zelfs – het geval was. Vanzelfsprekend heb ik hem daarna nog eens uitgebreid uit de doeken gedaan wat ik bedoelde. Mogelijk heb ook jij de pointe gemist, anders was je vast niet over dat spel begonnen, maar het kan natuurlijk ook zo zijn dat jij de bal op de stip hebt gelegd, zodat ik hem eens fijn kan inschieten.

Mede naar aanleiding van het zeer lezenswaardige artikel van prof. Willem van Boom “schadeafwikkeling – van laaghangend fruit en zelfreflectie“ dat ik je kan aanbevelen, neem ik de gelegenheid het onderwerp nog maar eens af te stoffen.

Het was dus not done dat ik het over de letselschaderegeling had vanuit het spelregelperspectief, zo vond men. Maar door onszelf de mogelijkheid te ontzeggen om vanuit een spelregelperspectief naar het schadebehandelingsproces te kijken, missen we de kans op nieuwe inzichten, op innovatie, op verbetering.

Overal zijn spelregels nodig. Om de maatschappij te ordenen, en om het gedrag van de spelers te reguleren. Die ordening is overal nodig. In de rij bij de bakker, op het voetbalveld, bij gezelschapsspellen, in het verkeer, en in zelfs in oorlogssituaties. Spelregels zijn nuttig. Niet voordringen bij de bakker, niet op burgerdoelen schieten, niet onder de gordel slaan. Hoe dan ook, ook bij de behandeling van letselschades zijn er spelregels.

Mijn conclusie was en is dat letselschaderegeling wel degelijk is te bekijken vanuit de optiek van het spel. De spelregels uit Rechtsvordering zijn stokoud en organiseren een toernooimodel pur sang, dat bijpassend positioneel gedrag van partijen uitlokt (voor een veel uitgebreidere uitleg en voorbeelden moet ik toch naar mijn artikel in bovenvermelde uitgave verwijzen, want hier is helaas te weinig ruimte). Maar kortgezegd: Waar we oplossingen zoeken, geeft Rechtsvordering ons juist problemen.

Want we weten heus wel hoe het moet. Harvard-onderhandelen, belangen in plaats van standpunten, luisteren, werken aan procedurele rechtvaardigheid, dat werk. Dingen die ook allemaal samenkomen in mediation. Maar dat staat dus allemaal niet in onze wetboeken. Daar staan wel de regels waar we op terugvallen als het er in rechte op aan komt. En keer op keer vallen partijen dus ook terug in dat format.

Van Boom roept op tot structurele oplossingen: “Als de wetgever een eind wil maken aan deze terugkerende klachten, dan is het verstandig om eens serieus te kijken naar de inherente eigenschappen van het huidige aansprakelijkheidsrecht”.

Dat is een uitstekend idee, maar dat gaat op zijn minst nog wel even duren. Dat maken jij en ik niet meer mee, vrees ik. Daarom riep ik in mijn voordracht op om buiten de gebaande paden te treden, om elkaar buiten rechte te zoeken en op een moderner manier aan geschiloplossing te werken. Rechters passen het bestaande recht toe: daar zit de ruimte niet. De oplossingen die we zoeken en de wegen daar naar toe liggen voor het gros der gevallen buiten rechte. Om die oplossingen te kunnen vinden, moeten we elkaar ook wat ruimte gunnen om ze te kunnen zoeken, en moeten wij de bereidheid hebben met elkaar in dialoog te gaan om ze te kunnen vinden.

Wat dan wel weer opvallend is: binnen de grenzen van het bestaande systeem wordt gezocht naar gedrags- en omgangsregels die het schadebehandelingsproces makkelijker, gestructureerder, sneller, beter en plezieriger laten verlopen. Bijvoorbeeld een GBL en de GOMA. En welke beroepsgroep laat op voorhand al weten daar niet aan gebonden te kunnen zijn? De slachtofferadvocaten. Met een versleten excuus als zouden zij hun cliënten niet vooraf kunnen binden.

Dat is maar een heel klein beetje waar: inderdaad, je kan je cliënt niet vooraf binden. Maar je kan jezélf wel verbinden ergens je best voor te doen, je cliënt voor te lichten over nut en nadeel van een gedragscode, of zo je wilt, een modus operandi. En als die cliënt dan per se niet wil, dan is ‘ie niet gebonden. En terwijl ik dit schrijf denk ik dat je je er wel degelijk aan kan binden. Dan kan jij de schades regelen op een modernere en plezieriger manier, en de slachtoffers die dat niet willen die gaan dan maar naar een vechtadvocaat. Zelf weten. Hoe dan ook: de standaardreflex van de slachtofferadvocatuur dat ze zich niet aan een GBL of een GOMA kan conformeren is een al te makkelijke.

Te makkelijk, maar dus ook contraproductief. De spelregels wijzigen niet werkelijk als één partij zijn best doet om aardiger spelregels, best practices en omgangsvormen te introduceren en de ander ogenblikkelijk zegt dat die regels “wel voor jou, maar niet voor mij gelden”. Dus als het gaat over verantwoordelijkheid nemen: Wij verzekeraars doen al jaren ons best om het op een leukere en aardiger manier te doen. Op basis van modernere inzichten en spelregels dan die in Rechtsvordering zijn neergelegd. Als we daar echt een stap willen maken hoort daar ook reciprociteit bij.

Doe je mee?

Hartelijke groet,

Aernout

Op 2 maart krijgt Aernout van Coen antwoord. Wil je niets missen van de briefwisseling tussen Aernout en Coen? Schrijf je dan in voor de gratis nieuwsbrief van Letselschade.NU!

Lees ook: Beste Aernout, een aansprakelijkstelling is toch eigenlijk niets meer dan een uitnodiging om verantwoordelijkheid te nemen?