De helft van de patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen heeft een verkeerde diagnose, blijkt uit een wetenschappelijke studie bij zorginstelling GGNet. 

De Gelderse instelling heeft in de afgelopen jaren de diagnoses van chronische patiënten tweemaal tegen het licht gehouden. Beide keren – eerst in een grootschalig praktijkonderzoek, nu in een wetenschappelijke studie – blijken veel labels niet te kloppen.

In de studie, die binnenkort gepubliceerd wordt in het blad European Psychiatry, heeft een behandelteam een kleine honderd patiënten opnieuw onderzocht. Ze woonden al tientallen jaren op het instellingsterrein en lijden aan een waaier van ernstige klachten, waaronder psychoses. Naast de psychiatrische symptomen hebben de onderzoekers ook de lichamelijke conditie, het sociale functioneren en de (veer)kracht van patiënten in kaart gebracht. Bij 49 procent van hen bleek de diagnose verkeerd, onvolledig of verouderd.

Meer dan twintig pillen per dag
Opvallend is dat veel patiënten met schizofrenie in feite autisme hebben. “De wanen en stemmen die zo kenmerkend zijn voor schizofrenie, kunnen evengoed bij autisme voorkomen als mensen overprikkeld raken”, zegt psychiater en onderzoeker Mike Veereschild.

Bij twee derde van alle onderzochte patiënten is de behandeling inmiddels aangepast en de medicatie fors afgebouwd. Menigeen slikte meer dan twintig pillen per dag, een enkeling meer dan dertig. Bij elke crisis komt er medicatie bij, zegt Veereschild: “Sommigen namen drie soorten antipsychotica of andere medicijnen in te hoge doses of in gevaarlijke combinaties. Na het afbouwen daalde het aandeel patiënten met ernstige bijwerkingen van 38 naar 23 procent.”

Vier op de tien patiënten zijn na het aanpassen van de behandeling dusdanig hersteld dat ze zijn ontslagen uit de kliniek. Ze wonen niet meer op het instellingsterrein maar in een beschermde woonvorm of zelfstandig, al dan niet onder begeleiding. Veereschild: “In vervolgonderzoek gaan we bekijken of deze mensen wegkwijnen in een flatje aan de stadsrand of dat ze daadwerkelijk gelukkiger zijn geworden.”

Patiënten krijgen weer zicht op een zinvol leven
De onderzoekers erkennen dat de studie zwakke plekken vertoont: het aantal patiënten is relatief klein en een controlegroep ontbreekt. Toch concluderen ze dat de combinatie van een nieuwe diagnose, medicatieafbouw en behandeling volgens de laatste richtlijnen de zorg voor chronische patiënten aanzienlijk verbetert. Deze nieuwe aanpak biedt patiënten volgens projectleider Anneke van der Veen weer zicht op een zinvol leven.

Elnathan Prinsen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, steunt het GGNet-project en raadt ook andere instellingen aan om langdurige patiënten die niet opknappen, opnieuw te onderzoeken. “Bij chronische patiënten kan verwaarlozing optreden, in die zin dat de behandeling uit het zicht raakt en alles alleen nog maar draait om het voorkomen van crises. Daarmee ontneem je de patiënt een kans op herstel.”

Ook als er wel sprake is van een behandeling, dan nog blijven belangrijke zaken onderbelicht, zegt Kees Lemke, oud-bestuurder van GGNet. “Behandelaren zien vaak een verstandelijke beperking over het hoofd, maar ook trauma’s, verslaving en autisme. Dat werkt onjuiste diagnoses in de hand.”

De GGNet-studie toont volgens Prinsen dan ook het belang van goede diagnostiek. “Dat betekent dat je niet alleen met de patiënt maar ook met de familie spreekt, dat je naast een psychiatrisch onderzoek ook de lichamelijke conditie controleert, dat je zorgt voor een biografie. Dat gebeurt dat niet altijd, uit tijdgebrek maar ook omdat er niet genoeg psychiaters zijn.”

(Bron: Trouw)