De Onderzoeksraad voor de Veiligheid heeft het afgelopen jaar acht meldingen ontvangen over motorvliegtuigen die over of nabij luchtvaartterreinen vlogen, terwijl daar op dat moment zweefvliegactiviteiten plaatsvonden. Bij sommige van deze voorvallen, die op zes verschillende locaties plaatsvonden, was sprake van een (potentieel) gevaarlijke situatie. Dat staat in de kwartaalrapportage Luchtvaart van de Onderzoeksraad.

Het risico van vluchten over zweefvliegterreinen is dat een motorvliegtuig in botsing kan komen met een zweefvliegtuig of met de lierkabel. Zweefvliegtuigen kunnen tot hoogtes van circa 2000 voet worden opgelierd. Daarnaast vormt een stalen of kunststof lierkabel een bijna onzichtbaar obstakel. Een botsing met een lierkabel kan grote schade aan het motorvliegtuig tot gevolg hebben met mogelijk dodelijke afloop voor de inzittenden.

In een aantal gevallen zagen leden van de zweefvliegclub het motorvliegtuig aan komen vliegen en kon het lierbedrijf tijdig worden stilgelegd. In één geval ontkoppelde de piloot van het zweefvliegtuig de lierkabel vroegtijdig om zo een mogelijke botsing met het motorvliegtuig te voorkomen.

Er zijn in Nederland in totaal 575 zweefvliegtuigen geregistreerd en 30 luchtvaartterreinen waar zweefvliegtuigen starten en/of landen. Dit zijn zweefvliegvelden, vliegvelden waar ook andere luchtvaartactiviteiten plaatvinden (zoals motorvliegen of parachutespringen) of vliegbases. Nabij deze terreinen is veel zweefvliegverkeer aanwezig, met name in de weekenden gedurende de periode maart tot en met oktober. Er zijn echter ook zweefvliegvelden, waaronder Terlet, waar op weekdagen actief wordt gevlogen. Het is dus van belang dat andere luchtruimgebruikers zich bewust zijn van de locaties van de genoemde luchtvaartterreinen en de hoogtes tot waar zweefvliegtuigen kunnen worden opgelierd.