Per 1 januari 2019 is de Wet Affectieschade in werking getreden. Het doel van deze wet is om genoegdoening te verschaffen voor het leed van nabestaanden die als gevolg van een ongeval of misdrijf een dierbare verliezen, of naasten die als gevolg van een ongeval of misdrijf de rest van hun leven te maken hebben met een dierbare met ernstig en blijvend letsel.
Door mr. Sander de Groot
Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat zo veel mogelijk vermeden moet worden dat de vaststelling van de vergoeding van affectieschade leidt tot langdurige discussies over de ernst van het leed. Daarom zijn er vaste bedragen vastgesteld voor verschillende categorieën conform het volgende schema:
Hardheidsclausule en jurisprudentie
De personen die recht hebben op affectieschade worden duidelijk omschreven, alleen is niet altijd duidelijk of iemand onder categorie g valt. De wetgever heeft deze categorie in het leven geroepen om in uitzonderlijke situaties recht te doen aan de belangen van naasten die niet tot 1 van de categorieën behoren. De minister heeft specifiek aangegeven dat de categorie nader uitgekristalliseerd moet worden in de jurisprudentie.
Iemand die zich op deze clausule wil beroepen, moet aannemelijk maken dat hij of zij in een zodanig nauwe persoonlijke relatie tot de gekwetste staat dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij of zij in aanmerking komt voor affectieschade.
Lindenbergh verwachtte voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet al dat met name broers en zussen een beroep zouden doen op de hardheidsclausule, aangezien zij niet onder een andere categorie vallen.
Uit de jurisprudentie tot nu toe blijkt dat broers en zussen alleen een beroep kunnen doen op deze clausule als er sprake is van langdurig samenleven en zorg voor elkaar. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van juni 2020 waarin niet ter discussie stond dat zus en het primaire slachtoffer een hechte band hadden, de rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat er sprake was van een hechte affectieve relatie.
De conclusie is dus dat alleen in zeer uitzonderlijke gevallen met succes een beroep gedaan kan worden op de hardheidsclausule.
Affectieschade bij ernstig en blijvend letsel
Een ander punt uit deze wet dat met behulp van jurisprudentie verder moest worden uitgekristalliseerd, is de affectieschade bij ernstig en blijvend letsel. De wetgever heeft daarbij als indicatief percentage van 70% blijvende invaliditeit genoemd. Dit percentage is niet beslissend, bepalend is de invloed die het letsel heeft op het leven van de naasten van het slachtoffer. Voorbeelden hiervan zijn ernstige karakter- of gedragsveranderingen of het algeheel verlies van het vermogen tot spreken.
Een belangrijke uitspraak van de Rechtbank Overijssel ging over een slachtoffer dat met een golfstick op zijn hoofd was geslagen. Bij het slachtoffer werd een functieverlies van 15-29% vastgesteld en daarom oordeelde de rechtbank dat de partner van het slachtoffer geen recht had op affectieschade.
De partner is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof Arnhem-Leeuwarden. De advocaat van de partner van het slachtoffer heeft aangegeven dat de lat van 70% blijvende invaliditeit veel te hoog is. Het slachtoffer van de mishandeling heeft immers hersentrauma opgelopen, met als gevolg geheugen- en concentratieproblemen, vermoeidheid en prikkelbaarheid. Dit heeft een grote weerslag op het leven van de partner.
Het Hof oordeelt dat er wel degelijk sprake is van blijvend en ernstig letsel. Het opgestelde rapport door de psycholoog maakt dat het letsel en de gevolgen daarvan zo ernstig zijn, dat er sprake is van een grote kentering of ingrijpende wijziging in het leven van het slachtoffer. De vordering wordt vervolgens alsnog toegewezen.
Tot slot
De Wet affectieschade geldt nu ruim 3 jaar. Zoals verwacht zijn er al de nodige procedures gevoerd die helpen deze wet beter toe te kunnen passen. Dat geeft de nabestaanden en naasten steeds meer duidelijkheid.
Ik verwacht wel dat over de definitie ernstig en blijvend letsel discussie zal blijven bestaan. De wetgever had hierin toch wat explicieter kunnen zijn. Mijns inziens zou met name hersenletsel van een naaste recht moeten geven op affectieschade, gezien de impact op de directe sociale omgeving van het slachtoffer. Erkenning van dit leed door middel van een schadevergoeding vind ik meer dan redelijk.
(Bron: Letselschade.com)