Het kabinet aanvaardt de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak die de nabestaanden Srebrenica-slachtoffers tegen de staat hadden aangespannen. De Staat erkent daarmee de aansprakelijkheid voor de geleden schade.

“Het is goed dat er nu duidelijkheid is gekomen”, reageert minister Bijleveld (Defensie). “Wij willen nogmaals ons medeleven uitspreken met de nabestaanden van de slachtoffers. De genocide van Srebrenica mag nooit worden vergeten.”

De Nederlandse aansprakelijkheid betreft de groep mannen die op 13 juli 1995, twee dagen na de val van de VN-enclave Srebrenica, de Nederlandse VN-compound moesten verlaten. De mannen werden buiten de compound vermoord door de Bosnisch-Servische strijdkrachten. Volgens de Hoge Raad was bij deze groep mannen sprake van onrechtmatig handelen door Dutchbat, waarvoor de Nederlandse Staat aansprakelijk is.

Het kabinet zal de komende tijd bekijken hoe het ’zo goed mogelijk’ uitvoering kan geven aan de aansprakelijkheid voor de geleden schade voor de nabestaanden. Het kabinet heeft steeds gezegd dat de internationale gemeenschap is tekortgeschoten in het bieden van voldoende bescherming aan de mensen in de zogenoemde veilige gebieden, waaronder Srebrenica. Nederland acht zich als lid van de internationale gemeenschap medeverantwoordelijk voor de omstandigheden waaronder de genocide van Srebrenica heeft kunnen gebeuren. Het kabinet-Kok trad er in 2002 om af.

Defensie benadrukt dat de eerstverantwoordelijken voor de genocide de toenmalige Bosnisch-Servische strijdkrachten zijn. Het kabinet wijst er eveneens op dat de Dutchbat-militairen zich in bijzonder moeilijke omstandigheden bevonden.

(Bron: Telegraaf)