Gisteren reageerde Staatsseretaris Menno Snel (Financiën) op de brief van 15 februari 2019 van Slachtofferhulp Nederland, de LSA en het Verbond van Verzekeraars, waarin wordt verzocht een mogelijkheid te zoeken om letselschadeslachtoffers vrij te stellen van vermogenrendementsheffingen. De brief gold als ondersteuning van een motie van Kamerleden Leijten (SP) en Lodders (VVD).

De Staatssecretaris geeft aan dat het kabinet in de motie werd verzocht een poging te doen het aantal mensen met een letselschadevergoeding in kaart te brengen, het financiële beslag te bepalen van een uitzondering van deze vergoedingen op de grondslag van de vermogensrendementsheffing, de wijze waarop een uitzondering kan worden vormgegeven aan te geven en over de uitvoerbaarheid hiervan door de Belastingdienst te informeren. Dit onderzoek loopt nog, aldus Snel. Hij verwacht de Kamer voor het zomerreces te kunnen informeren.

Belastbaarheid rendement letselschadevergoeding
Een eenmalige uitkering van een letselschadevergoeding is niet belast voor de loon- of inkomstenbelasting (box 1). Voor zover het bedrag van de schadevergoeding op de peildatum van 1 januari van ieder jaar nog in bezit is van een persoon, is het vermogen en maakt daarmee deel uit van de rendementsgrondslag van box 3. Uitgangspunt bij box 3 is dat vermogen dat op de peildatum tot het bezit behoort ongeacht de herkomst daarvan onder de rendementsgrondslag van box 3 valt. Met vermogen verkregen als letselschadevergoeding kan, net zoals met ander vermogen, een rendement worden behaald. Deze inkomsten uit vermogen worden in de vermogensrendementsheffing op forfaitaire wijze belast. Het is gebruikelijk dat bij het bepalen van de omvang van de schade rekening wordt gehouden met de ingeschatte belastingheffing als gevolg van de te ontvangen schadevergoeding waardoor de schadevergoeding hoger zal worden vastgesteld. In het geval er geen belastingheffing wordt verwacht zal de schadevergoeding dientengevolge ook lager worden vastgesteld.