Van ouders die in financiële problemen zijn geraakt wegens het intrekken van hun kinderopvangtoeslag, wordt niet alleen een enorm veel geduld gevraagd, maar ook een lenig incasseringsvermogen.

Na meerdere keren uitstel kwam afgelopen donderdag het langverwachte eindrapport van oud-minister Piet Hein Donner over de toeslagenaffaire, die zich al jaren voortsleept. Zijn conclusie was dat de groep gedupeerde ouders die door het kabinet gecompenseerd zou moeten worden beperkt tot ongeveer 1.800 gevallen.

Dat was een flinke tegenvaller voor al die duizenden andere ouders die ook al jaren met de Belastingdienst in de clinch liggen over het plotseling stopzetten en terugvorderen van hun kinderopvangtoeslag. Donner concludeerde dat het gros van de gedupeerden met een harde alles-of-niets-methode van de Belastingdienst was geconfronteerd: wie één foutje maakt bij een aanvraag verliest met terugwerkende kracht zijn gehele toeslag. Maar dat was precies volgens de wettelijke regels gegaan.

Iedereen die is benadeeld
De volgende dag, vrijdag, werd bekend hoe het kabinet met het advies van de commissie-Donner zal omgaan. En dat was ineens weer heel goed nieuws. De net aangestelde staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Financiën) zei na de ministerraad dat het kabinet een aanzienlijk ruimere compensatieregeling gaat optuigen dan Donner had geadviseerd.

Het kabinet gaat niet alleen de door Donner geïdentificeerde slachtoffers een financiële genoegdoening geven, maar zal die groep uitbreiden tot iedereen die kan aantonen door de Belastingdienst te zijn benadeeld. Dat gaat volgens de inschatting van Van Huffelen om „ruim 20.000 ouders, die in aanmerking komen voor compensatie, reparatie of kwijtschelding”. Daarvoor trekt het kabinet 390 miljoen euro uit, plus ruim 100 miljoen voor de uitvoering van de genoegdoeningsoperatie. En als er meer geld nodig mocht zijn, vulde Van Huffelen op een persconferentie aan, „zullen we meer geld beschikbaar stellen”.

Het grote verschil met de aanbevelingen van de commissie-Donner is dat het kabinet geen onderscheid wil maken tussen ouders die zijn getroffen door onrechtmatig handelen van de Belastingdienst en ouders die gekort zijn omdat de wettelijke regels daar nu eenmaal om vragen. Iedereen bij wie ten onrechte toeslagen zijn ingetrokken of teruggevorderd kan een financiële regeling tegemoet zien. In de mate van compensatie is er wel een duidelijk onderscheid.

De eerste groep bestaat uit ouders die, in de woorden van Van Huffelen „uitzonderlijk hard getroffen zijn door een oneigenlijke vorm van fraudebestrijding”. De commissie-Donner had in een tussenrapport in november al vastgesteld dat de Belastingdienst met dat hardvochtige fraudebeleid onzorgvuldig en onrechtmatig was geweest. Volgens een inventarisatie van de Auditdienst Rijk zou dit om ongeveer 9.500 ouders gaan. Zij krijgen niet alleen het teruggevorderde geld terug maar ook een schadevergoeding. Een eerste groep van een kleine 300 gedupeerden kreeg al in december een financiële genoegdoening uitgekeerd.

De tweede groep slachtoffers is niet aangepakt door de speciale fraudeteams van de Belastingdienst, maar kreeg te maken met strenge regels die tot voor kort golden bij het niet of niet volledig betalen van een eigen bijdrage voor de kinderopvang. Zij krijgen alleen het ingevorderde geld terug, geen schadevergoeding.

Wettelijke termijn
Het kabinet gaat nog op twee andere punten verder dan Donner. Zo zullen alle mogelijk gedupeerde ouders de gelegenheid krijgen om aanspraak te maken op financiële compensatie vanaf de invoering van het toeslagenstelsel in 2005, waar Donner niet verder wilde gaan dan de wettelijke termijn van maximaal vijf jaar. Daarnaast adviseerde de commissie om alleen ouders te compenseren bij wie minimaal 10.000 euro aan toeslag is teruggevorderd. Het kabinet zal die ondergrens verlagen naar 1.500 euro.

Voor vele duizenden ouders is het overrulen van de strakke juridische benadering van Donner goed nieuws. Al is zeker niet gezegd dat de toeslagenaffaire nu snel en soepel zal worden afgewikkeld. Van Huffelen voorspelt dat ze daar nog zeker tot en met volgend jaar voor nodig heeft, „en misschien nog wel een stukje van 2022.”

Een ander naar aspect van het opbeurende bericht van het kabinet: de slachtoffers uit de tweede groep slachtoffers, die niet met fraudebestrijding te maken hebben gehad, zullen zich zelf bij de Belastingdienst moeten melden en dan aantonen dat zij zijn benadeeld. Met name voor hen is de confrontatie met de fiscus nog lang niet ten einde.

(Bron: NRC)