De blootstelling van mensen aan chemische stoffen wordt in Nederland niet gemeten, maar geschat. Hierdoor heeft de overheid onvoldoende zicht op deze blootstelling en ontbreken gegevens die nodig zijn om beleid te controleren en verbeteren. De Gezondheidsraad adviseert daarom een structureel meetprogramma met biomonitoring in te richten.

Om de blootstelling aan chemische stoffen te schatten voert de overheid metingen uit in bijvoorbeeld de lucht, (drink)water en consumentenproducten. Of en in welke mate chemische stoffen in het lichaam terechtkomen kan alleen worden vastgesteld door biomonitoring. Dit is een methode waarbij stoffen worden gemeten in lichaamsmateriaal als bloed of urine. Biomonitoring vindt in Nederland echter alleen incidenteel plaats, meestal in reactie op maatschappelijke onrust. Daardoor ontbreken belangrijke gegevens over blootstelling die nodig zijn voor het controleren en optimaliseren van beleid.

De raad adviseert een biomonitoringsprogramma in te richten dat bestaat uit regelmatige, herhaalde metingen in lichaamsmateriaal bij een representatieve groep deelnemers. Hierdoor kan de totale blootstelling vanuit verschillende bronnen tegelijk worden gemeten en worden risicogroepen in beeld gebracht. Ook kan de overheid trends in blootstelling in beeld krijgen en meetgegevens vergelijken van locaties waarover zorgen zijn. Door het meetprogramma kan de overheid burgers beter beschermen tegen schadelijke blootstelling.