In antwoord op Kamervragen over een toename van malafide belangenbehartigers heeft minister Weerwind (Rechtsbescherming) aan de Tweede Kamer geschreven dat hij het onwenselijk vindt als er door de marktwerking kwalijke praktijken ontstaan in de letselschadebranche. “Ik hecht veel waarde aan de kwaliteit van belangenbehartiging in de letselschadebranche. Om die kwaliteit te borgen is het van belang dat gedupeerden worden bijgestaan door kundige belangenbehartigers.” De minister noemt het wettelijk beschermen van het begrip ‘letselschadespecialist’ een ingrijpende maatregel en wil de aankomende WODC-onderzoeksresultaten afwachten alvorens hij overweegt mogelijke vervolgstappen te nemen.

De vragen en antwoorden:

Vraag 1 : Bent u ermee bekend dat personen die letselschade oplopen bij een ongeluk, nog een keer slachtoffer kunnen worden, doordat hen geld wordt afgetroggeld door dubieuze letselschadespecialisten?

Ja, ik ben bekend met de berichtgeving over het onderwerp van de NOS en het AD. Ik acht het van groot belang om eventuele misstanden in deze branche tegen te gaan. Laat ik daarbij vooropstellen dat het essentieel is dat slachtoffers tijdig en kundig worden bijgestaan bij het afhandelen van hun schade. Het is voor slachtoffers van letselschadezaken van wezenlijk belang dat zij zich daarbij gesteund voelen.

Vraag 2: Hoeveel mensen zijn jaarlijks slachtoffer van deze malafide praktijken en hoeveel geld wordt hen afhandig gemaakt?

Dergelijke cijfers zijn er niet. De signalen uit de branche zijn bekend bij De Letselschaderaad (DLR). Ik heb met DLR contact over deze signalen.

Vraag 3: Vindt u het ook belachelijk dat iedereen zichzelf letselschadespecialist kan noemen zonder dat zij hiervoor een opleiding of dergelijke gevolgd hebben en hiermee slachtoffers duperen?

Het is onwenselijk indien er door de marktwerking kwalijke praktijken ontstaan. Ik hecht veel waarde aan de kwaliteit van belangenbehartiging in de letselschadebranche. Om die kwaliteit te borgen is het van belang dat gedupeerden worden bijgestaan door kundige belangenbehartigers. De afgelopen jaren zijn de nodige stappen gezet om deze kwaliteit te waarborgen. DLR zet sinds 1 januari 2021 in op het Nationaal Keurmerk Letselschade (NKL). Met dit keurmerk kunnen slachtoffers een keuze te maken voor dienstverleners die aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen en committeren professionals zich aan geldende kwaliteitseisen en tuchtrecht binnen hun eigen beroepsgroep. Steeds meer organisaties en belangenbehartigers sluiten zich aan bij het NKL. Organisaties zoals Slachtofferhulp Nederland (SHN) en de ANWB verwijzen slachtoffers naar organisaties en personen die voldoen aan het keurmerk. Hoe meer partijen zich aansluiten, des te groter is de kans dat getroffenen terecht komen bij partijen die aan de minimumvereisten van het NKL voldoen. Ik wil dit stimuleren en blijf daarnaast in gesprek met de branche om te bezien wat er eventueel nog meer nodig is om de kwaliteit te bevorderen.

Vraag 4: Welke maatregelen gaat u nemen om malafide letselschadebureaus te bestrijden?

Afgelopen december stuurde ik u in het kader van dit onderwerp een Kamerbrief over de stand van zaken in langlopende letselschade zaken. In die brief ging ik onder meer in op het WODC-onderzoek dat op dit moment wordt uitgevoerd. Dit onderzoek, dat mede op verzoek van uw Kamer plaatsvindt, doet op dit moment onderzoek naar de letselschadebranche. Het onderzoek probeert onder meer om overzicht en inzicht in de markt voor zowel gereguleerde als ongereguleerde belangenbehartigers te krijgen. Daarbij wordt ook gekeken in hoeverre optimale kwaliteit bereikt kan worden met bestaande of met alternatieve regelstructuren of handhavingswijzen. Ik wil de inhoud van dit onderzoek afwachten. De resultaten van dit onderzoek zullen voor het zomerreces verschijnen. Uiterlijk in het derde kwartaal van 2024 kom ik met een beleidsreactie op het onderzoek. In de tussentijd blijf ik in gesprek met de branche.

Daarnaast worden er verschillende maatregelen genomen. De minister van Financiën werkt aan (een gedeeltelijke) wettelijke verankering van de gedragscode behartiging letselschade (GBL). De verwachting is op dit moment dat het Wijzigingsbesluit op 1 januari 2025 in werking zal treden. Deze verankering heeft als doel om de bestaande zelfregulering te versterken door schadeverzekeraars te verplichten om te beschikken over adequate procedures en maatregelen om termijnoverschrijdingen bij de behandeling van letselschade te voorkomen. Vanuit DLR wordt bovendien ingezet op mediation en herstelbemiddeling. Samen met de minister van Financiën en de minister van Infrastructuur en Waterstaat heb ik DLR hiervoor een startsubsidie van € 150.000 verleend. De pilots worden in 2024 afgerond.

Vraag 5: Deelt u de mening dat zulke malafide letselspecialisten in ieder geval aansprakelijk moeten worden gesteld? Zo ja, bent u het met mij eens dat dit mogelijk is door er een beschermd beroep van te maken?

Aansprakelijkstelling van de belangenbehartiger is aan de gedupeerde zelf. Een gedupeerde die schade heeft geleden kan de belangenbehartiger die onrechtmatig handelt of de overeenkomst niet naleeft, privaatrechtelijk aansprakelijk stellen. Dit is niet anders dan bij de belangenbehartiger met beschermde titel. Ook die kan privaatrechtelijk aansprakelijk worden gesteld als onrechtmatig wordt gehandeld of de overeenkomst niet wordt nageleefd en een gedupeerde daardoor schade heeft geleden. Daarnaast kan daadwerkelijk fraudeleus handelen een strafbaar feit opleveren en kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan.

Nadere regulering van de ‘letselschadespecialist’ door er een beschermd beroep van te maken is ingrijpend. We moeten ons ervan bewust zijn dat voor beroepsregulering moet worden bepaald wie de belangenbehartiger is. Dit kan bijvoorbeeld door een nieuw beroepsregister in te stellen met eisen voor instroom en verwijdering. Dit is echter een zeer ingrijpende maatregel. De afhandeling van letselschade kenmerkt zich bovendien door bijstand van een diversiteit aan dienstverleners, het gaat om advocaten, verzekeraars, maar ook om experts aangesloten bij het NIVRE en ook belangenbehartigers die niet gebonden zijn aan regulering door hun eigen beroepsgroep. Dat maakt dat deze markt niet simpelweg te reguleren is door de ‘schade-expert’ te reguleren. Ook is niet volledig duidelijk of slachtoffers daar daadwerkelijk baat bij hebben. Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht naar langlopende letselschadezaken uit 2020 blijkt immers dat slachtoffers in de regel tevreden zijn over hun belangenbehartiger. Ook blijkt uit dit onderzoek dat belangenbehartigers de lange duur van schadeafhandeling doorgaans niet veroorzaken. Er moet worden bezien of de baten van regulering opwegen tegen de lasten van zulk vergaand overheidsingrijpen.

Dat neemt niet weg dat we uitwassen moeten uitbannen. Ik wil daarbij de onderzoeksresultaten afwachten alvorens ik overweeg mogelijke vervolgstappen te nemen.