Nederland hoort burgerslachtoffers van militair ingrijpen in het buitenland, zoals in juni 2015 in Hawija (Irak), te compenseren. Dat blijkt uit een nota van het ministerie van Defensie uit 2014 dat het departement maandag heeft vrijgegeven. Ze is afkomstig van de Hoofddirectie Beleid van het ministerie en werd afgestemd met andere ministeries zoals dat van Buitenlandse Zaken.

De inhoud van de nota is in tegenspraak met wat minister Ank Bijleveld (Defensie) eerder heeft gezegd over compensatie voor burgerslachtoffers als gevolg van luchtacties van F-16’s boven Irak en Syrië. Bijleveld zei in de Tweede Kamer dat Irak het voortouw had bij de schadevergoedingen, een standpunt dat Defensie overigens nog steeds huldigt, zo laat een woordvoerder weten.

Verder kan het document relevant worden voor de procedure die ten minste zestig Irakezen tegen de Staat der Nederlanden voorbereiden omdat ze zeggen slachtoffer te zijn geworden van de luchtaanval in Hawija. Hun raadsvrouw Liesbeth Zegveld stelt: „Dit document gaat zeker een rol spelen bij de komende procedure. Er blijkt namelijk duidelijk uit dat Nederland verantwoordelijkheid neemt voor burgerslachtoffers, inclusief de civiele procedures die hieruit voortvloeien. En zo hoort het ook.”

In antwoord op vragen van de SP gaf minister Bijleveld maandag een document van 19 december 2014 vrij, getiteld: Procedure minimaliseren/melden burgerslachtoffers. Het werd twee maanden na het begin van de Nederlandse deelname aan de luchtoorlog tegen IS opgesteld. In het document staat: „Indien er sprake is van CIVCAS [jargon voor burgerslachtoffers] door NLD worden er compensatieregelingen (vergelijkbaar met de operatie in Afghanistan) vastgesteld. […] De Nederlandse Staat kan op basis van de wettelijke aansprakelijkheid (onrechtmatige daad) worden aangesproken. Deze aansprakelijkheid is niet uit te sluiten. We kennen hiervoor geen standaard procedure of geldbedragen.”

Van een Iraakse rol bij de schadevergoedingen wordt niet gerept. „Er is geen verdrag met Irak […] noch is er de verwachting dat er een verdrag gaat komen”, staat in het document.

‘Iraakse burgers naar Iraakse autoriteiten’
In januari 2018 schreef minister Bijleveld nog dat „per geval zal worden beoordeeld” of er aanleiding is tot het betalen van een schadevergoeding. Daarna zei ze geregeld in de Kamer dat Irak het voortouw heeft, omdat dit land de coalitie had gevraagd IS van zijn grondgebied te verdrijven. Op 28 mei 2019 zei Bijleveld: „In eerste instantie moeten de Iraakse burgers terechtkomen bij de Iraakse autoriteiten. Dat is de normale situatie. Daar horen zij terecht te komen.”

Op 5 november 2019 zei ze in een Kamerdebat: „Dan het punt van de vergoedingen. Dat is zoals het humanitair oorlogsrecht is geregeld. Irak is onze uitnodigende partij en daar moeten we in die zin terecht.” Tot dusverre heeft Nederland – voor zover bekend – geen schadevergoedingen aan burgerslachtoffers betaald.

Nadat NRC en NOS op 18 oktober 2019 onthulden dat er bij een Nederlandse luchtaanval op Hawija in juni 2015 70 burgerdoden waren gevallen en dat de Iraakse schadevergoedingsregelingen nauwelijks werkten, heeft Bijleveld een uitzondering gemaakt. Als gebaar van goede wil beloofde zij de slachtoffers zoveel mogelijk tegemoet te komen. Dat gold sowieso voor die in Hawija. Onduidelijk was of deze toezegging ook gold voor de vier burgerdoden die in Mosul zijn gevallen in september 2015.

Daar werden twee villa’s door een Nederlandse bom met de grond gelijk gemaakt omdat de Amerikanen dachten dat daarin een hoofdkwartier van IS was gevestigd. Het bleken de woonhuizen van een onschuldige Iraakse familie te zijn. De VS erkenden hun fout nadat de slachtoffers via een opinieartikel in The New York Times aan de bel hadden trokken en dezelfde krant op onderzoek was uitgegaan. De VS hebben de familie een schadevergoeding toegezegd van 15.000 dollar, die de familie als veel te mager heeft geweigerd. Inmiddels probeert de familie via Nederland alsnog een vergoeding te krijgen.

‘Vrijwillige vergoeding niet mogelijk’
Volgens Defensie was het gedurende de oorlog tegen IS (oktober 2014-december 2018) niet mogelijk om vergoedingen aan burgerslachtoffers te betalen. Een woordvoerder van Defensie zegt: „Het aanbieden van een vrijwillige vergoeding voordat Defensie betrokkenheid bij de Hawija- en Mosul-casus had vrijgegeven, had geleid tot het openbaar worden van de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers van deze aanvallen. Naar het oordeel van het kabinet was dit gedurende de hele inzetperiode omwille van veiligheidsredenen niet mogelijk.”

(Bron: NRC)