De overheid faalt bij haar taak om kwetsbare kinderen te beschermen. Die harde conclusie wordt getrokken door de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid. Ze dringen er – niet voor de eerste keer – bij minister Weerwind (Rechtsbescherming) en staatssecretaris Van Ooijen (VWS) op aan om direct te starten met een crisisaanpak voor de jeugdbeschermingsketen. De inspecties gebruiken duidelijke taal en spreken de bewindslieden aan op hun verantwoordelijkheid voor het stelsel van jeugdbescherming. 

Al in 2019 hebben de inspecties vastgesteld dat de Nederlandse overheid onvoldoende haar verantwoordelijkheid neemt voor kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ook constateerden de inspecties bij herhaling dat rechterlijke uitspraken, gericht op het beschermen van kinderen, niet standaard werden uitgevoerd. In mei 2022 concludeerden de inspecties opnieuw dat de jeugdbeschermingsketen niet voldoet aan de in de wet vastgelegde minimale kwaliteitseisen.

De jeugdbeschermingsketen bezwijkt
Afgelopen maanden hebben de inspecties gesprekken gevoerd met Veilig Thuis, lokale teams, de Raad voor de Kinderbescherming, gecertificeerde instellingen, specialistische jeugdhulp, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de betrokken ministeries. Hieruit concluderen de inspecties dat op korte termijn geen “breed gedragen aanpak” te verwachten is om de jeugdbescherming te verbeteren. De inspecties: “Zelfs de kinderen met een door de rechter opgelegde jeugdbeschermingsmaatregel krijgen van de overheid niet op tijd de bescherming en hulp die zij nodig hebben. Dit zijn zeer kwetsbare kinderen die in een afhankelijke positie zitten. Juist zij moeten kunnen rekenen op bescherming die de overheid hoort te bieden.”

Mogelijkheden inspecties uitgeput
De inspecties slaan een radeloze toon aan: “Ondanks de inzet van de jeugdbeschermers, de betrokken partijen en het toezicht van de inspecties is de situatie in de jeugdbeschermingsketen onverminderd slecht.” De inspecties hebben geen mogelijkheden meer om te handhaven op het stelsel en zo verbetering op de korte termijn te bevorderen. “We hebben de grenzen van ons toezicht opgezocht; we hebben gemeenten en jeugdbeschermingsregio’s aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor jeugdbescherming en hulp voor kinderen met een maatregel. Ook hebben we verscherpt toezicht uitgevoerd in regio’s waar jeugdigen met een maatregel te lang wachten op passende hulp. Wij kunnen vanuit ons toezicht de problemen die worden veroorzaakt door de inrichting van de jeugdbeschermingsketen wel agenderen, maar niet verhelpen.”

Zowel lokale als landelijke overheden worden op hun verantwoordelijkheden gewezen: “Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om te zorgen voor toereikend aanbod van jeugdbescherming en jeugdhulp. De minister en staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor het stelsel, en crisisaanpak is nu nodig,” stellen hoofdinspecteurs Angela van der Putten (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd) en Hans Faber (Inspectie Justitie en Veiligheid).