Opnieuw hebben rechters kritiek op de spaartaks. Volgens het gerechtshof in Den Haag maakte de staat met die heffing in 2015 inbreuk op het eigendomsrecht. De belasting was hoger dan het rendement dat spaarders dat jaar konden behalen zonder risico te lopen.
De druk op het overheid om belastingbetalers te compenseren voor de hoge belasting op spaargeld neemt door de uitspraak van het hof van 18 december verder toe, is de overtuiging van fiscalist Cor Overduin van accountants- en adviesbureau Grand Thornton. De rechters leggen die compensatie niet zelf op, dat oordeel is volgens het hof aan het kabinet. Compensatie kan de staat veel geld gaan kosten. Het ministerie van Financiën zegt de uitspraak te bestuderen.
‘Flinke deuk opgelopen’
‘Het bouwwerk van de vermogensrendementsheffing heeft door deze uitspraak een flinke deuk opgelopen’, zegt Overduin, die de zaak namens een belastingbetaler voor de rechter bracht.
Enkele maanden geleden oordeelde Nicolien van den Biggelaar van De Brauw Blackstone, een parlementair advocaat die zich op verzoek van de Tweede Kamer over de kwestie boog, al dat de Staat belastingplichtigen moet tegemoetkomen.
Voorzitter Jurgen de Vries van de Bond voor Belastingbetalers, betrokken bij een aantal andere rechtszaken tegen de heffing, spreekt van een ‘nieuwe stap in de goede richting’. Hij verwacht dat ten aanzien van de spaartaks over 2016 vergelijkbare conclusies getrokken kunnen worden.
Fictief rendement
Spaarders konden volgens het hof in 2015 zonder risico’s gemiddeld niet meer dan 1,03% rendement halen. De staat ging uit van een fictief rendement van 4%, waarover de fiscus vervolgens 30% belasting hief in box 3. In de praktijk betaalden zij dus 1,2% belasting over hun spaargeld.
De Hoge Raad besliste in soortgelijke zaken over de jaren 2013 en 2014 dat sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht als het haalbare risicovrije rendement lager is dan 1,2%. Heft de staat meer belasting, dan is dat volgens het hoogste rechtscollege in strijd met het Eerste Protocol van het Europees mensenrechtenverdrag, dat eigendom beschermt.
Werkelijk vermogen
Toen de overheid de zogeheten vermogensrendementsheffing in 2001 invoerde, veronderstelde ze dat een rendement van 4% haalbaar was. Sinds de rente op spaargeld daalt, neemt de kritiek op de heffing toe. Belastingplichtigen stapten naar de rechter en vochten de heffing aan.
Het kabinet paste de regeling in 2017 aan: het verving het uniforme fictieve rendement van 4% door aparte rendementspercentages voor sparen en beleggen. Belasten van het werkelijk behaalde rendement was naar het oordeel van het kabinet te complex. Vanaf 2022 wil het wel rekening houden met de werkelijke verdeling van het vermogen tussen spaargeld, beleggingen en schulden.
Deskundigen
Het hof besloot in zijn vonnis geen compensatie toe te kennen. De rechters vinden dat een zaak voor de overheid. Het is volgens het hof ook niet zo dat de Staat op zijn handen zit. De vorige week afgetreden staatssecretaris van Financiën, Menno Snel, zei deskundigen te vragen welke genoegdoening nodig is als sprake is van strijd met internationale verdragsafspraken.
Het ministerie van Financiën wijst erop dat deze deskundigen hun licht zullen laten schijnen over de vermogensrendementsheffing tussen 2013 en 2016, de gevolgen van de arresten van de Hoge Raad en de conclusies van Van den Biggelaar.
(Bron: FD)