De Nederlandse staat heeft onrechtmatig gehandeld bij het bombarderen van een IS-bommenfabriek in de Iraakse stad Hawija door twee F-16’s in juni 2015. Dat vindt een groep Iraakse slachtoffers en nabestaanden, die dinsdag voor de rechtbank in Den Haag gerechtigheid en erkenning van hun leed eisten. Bij het bombardement kwamen ten minste zeventig burgers om het leven en vielen honderden gewonden.

Volgens Liesbeth Zegveld, de advocaat van de Irakezen, heeft de Nederlandse luchtmacht, die van 2014 tot 2018 deel uitmaakte van de internationale militaire coalitie tegen IS in Irak en Syrië, met de luchtaanval “een onaanvaardbaar risico op disproportionele schade aan burgers en burgerobjecten” genomen. Zij betoogde dat is verzuimd om te onderzoeken hoeveel explosieven er in de IS-fabriek lagen. Juist de zogenaamde ‘secundaire explosies’ hebben de meeste slachtoffers gemaakt.

Ook is volgens haar over het hoofd gezien dat in de bedrijfsgebouwen op het industrieterrein rondom de bommenfabriek veel vluchtelingen sliepen, en is er onvoldoende rekening gehouden met nevenschade in een aangrenzende woonwijk. Op grond van het humanitaire oorlogsrecht hebben strijdende partijen de plicht om schade aan burgers te voorkomen of te beperken.

Als de rechter het met de eisers eens is en vindt dat de overheid inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld, kunnen de slachtoffers vervolgens een schadevergoeding eisen.

De landsadvocaat betoogde dat de Nederlandse overheid betreurt dat er zoveel slachtoffers zijn gevallen, maar dat dit niet betekent dat de aanval onrechtmatig was. “De secundaire explosies kwamen voor iedereen als een volslagen verrassing”, aldus de landsadvocaat. Bij eerdere bombardementen op soortgelijke productie- of opslagplaatsen hadden ze niet plaatsgevonden. Ook voerde hij aan dat voor deze specifieke doelwitten kleine precisiebommen met een speciaal ontstekingsmechanisme worden ingezet.

Op basis van de enorme bomkrater ter plekke werd naderhand berekend dat er in de IS-bommenfabriek in Hawija 50- tot 100 duizend kilo springstoffen lag opgeslagen. “De secundaire explosies waren uniek en dus onvoorzien”, betoogde de landsadvocaat. “De staat is niet verantwoordelijk voor de schade die is geleden. Dit is de realiteit van oorlogsvoering. Deze aanval is zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd.”

De rechtbank doet op 17 januari uitspraak.