Op 22 september 2020 deed de rechtbank Amsterdam uitspraak in een strafzaak. De verdachte werd ervan verdacht dat hij een 29-jarige man om het leven heeft gebracht. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaar en TBS met dwangverpleging.

Door mr. Anouk Korff

De moeder, stiefvader en zus van de overledene, dienden (onder andere) een vordering tot vergoeding van affectieschade in. De rechtbank wees de vordering van de moeder toe en de vordering van de zus (terecht) af. De rechtbank wees ook de vordering van de stiefvader toe, maar klopte de redenering van de rechtbank wel?

De Wet Affectieschade
In mijn vorige blog legde ik de Wet Affectieschade uit. Destijds schreef ik dat de wetgever bewust koos voor een beperkte kring van gerechtigden en voor forfaitaire bedragen. Dit om langdurige en pijnlijke discussies zoveel als mogelijk te voorkomen. De wetgever publiceerde in het Besluit vergoeding Affectieschade onderstaand overzicht:

Stiefouders staan niet in een van deze genoemde categorieën. Hoe duiden we deze ouders (in het kader van de affectieschade) juridisch?

Stiefouders
Voordat de Wet Affectieschade werd aangenomen, dienden kamerleden Groothuizen en Van Nispen een motie in. Zij verzochten de regering om stiefouders en/of stiefkinderen van een slachtoffer dezelfde bedragen ter vergoeding van de affectieschade toe te kennen als bij biologische verwanten. Dit indien sprake was van een relatie in gezinsverband met een duurzaam karakter.

Op 9 mei 2017 nam de Tweede Kamer deze motie met algemene stemmen aan. Dit houdt in dat ook stiefouders en/of stiefkinderen dezelfde bedragen ter vergoeding van de affectieschade krijgen als de biologische ouders en kinderen. Deze motie stelt stiefouders immers gelijk aan biologische ouders, mits sprake is van een relatie in gezinsverband met een duurzaam karakter.

Wanneer een stiefouder een vordering tot vergoeding van affectieschade indient, moet de rechter dus kijken naar categorie C en D en niet naar categorie G (de hardheidsclausule).

Het bepalen van de juiste categorie is van belang bij het toekennen van een bedrag. Er kan namelijk een verschil van € 2.500,00 ontstaan wanneer de verkeerde categorie wordt gebruikt om de hoogte van het bedrag te bepalen.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank beoordeelde de vordering van de stiefouder als volgt:

“Omdat alleen naasten in de zin van artikel 6:108 lid 4 BW in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade moet de rechtbank eerst beoordelen of [benadeelde partij 3] als stiefvader een naaste is. De wet noemt namelijk wel de ouders, maar niet de stiefouders. De rechtbank heeft in het dossier gelezen en van de stiefvader op zitting begrepen dat hij feitelijk de vader van [slachtoffer 1] was. [benadeelde partij 3] was zijn toeziend voogd. [benadeelde partij 3] heeft vanaf [slachtoffer 1] 4e levensjaar voor hem gezorgd, ook financieel. De wet staat niet toe een stiefvader gelijk te stellen met een vader, maar de rechtbank vindt dat [benadeelde partij 3] wel recht heeft op affectieschade omdat hem, als feitelijk vader, een beroep toekomt op de hardheidsclausule. De rechtbank wijst daarom de vordering toe voor € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat het strafbare feit is gepleegd, 5 juli 2019.”

De rechtbank stelt dat de wet niet toestaat een stiefvader gelijk te stellen aan de biologische vader. Omdat de vader als feitelijk vader voor het slachtoffer fungeerde, past de rechtbank de hardheidsclausule toe.

Commentaar
Deze redenering klopt niet. De rechtbank gaat in haar uitspraak voorbij aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie. Door het aannemen van de motie worden stiefouders (en stiefkinderen) gelijkgesteld aan biologische ouders (en kinderen). Dit mits sprake is van een gezinsverband. In deze uitspraak was hier sprake van. Immers de stiefvader fungeerde als feitelijk vader voor het slachtoffer. De rechter had categorie D (meerderjarige – niet thuiswonende kinderen en ouders) moeten toepassen.

In dit geval maakt het voor wat betreft het toegewezen bedrag niet uit of de rechtbank categorie G of D koos. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waar dit wel uitmaakt. Het is verschil is dan € 2.500,00. Een behoorlijk bedrag dus.

(Bron: Vogelaar Bosch Spijer Advocaten)