Op 18 november 2018, rond een uur of 10, heb ik ongeveer een seconde lang iemand over het hoofd gezien. Ik weet niet hoe dat kon gebeuren, maar de verschrikkelijke gevolgen zal ik de rest van mijn leven met mij mee moeten dragen.

Door Roelof Koopman
Redactie door Martijn van Driel

Het begon als een gewone dinsdag. Niets wees erop dat dit een dramatische dag zou gaan worden. Ik had geslapen in Klazienaveen bij Truckstop de Verdubbeling en lekker ontbeten. Daarna ging ik op weg naar Emlichheim (D) om een vracht stro te gaan lossen. Ik moest daar vaak heen, dus het was een routinerit. Na het lossen, kreeg ik bericht waar ik kon gaan laden.

Nadat ik het adres in de navigatie ingevoerd had, reed ik langzaam naar de uitgang van het bedrijventerrein richting de hoofdstraat. Ik keek naar links, naar rechts, schuin voor me en nog eens naar links. De trekker die er aankwam gaf aan dat hij naar links wilde, het bedrijventerrein op. Ik keek nog een keer om me heen en draaide toen rechtsaf de weg op. Plotseling kreeg ik een ABS-storingsmelding en mijn stuur trok scherp naar links. Ik stopte meteen en dacht: “Shit, een lekke band.”

Maar toen ik het portier opende en naar beneden keek, keek ik recht in het gezicht van een man, die ook mij aankeek. Ik zette vlug de auto een stukje terug en sprong eruit om de man te helpen. Maar het was al te laat. Hij ademde niet, zijn ogen staarden in het niets. Onder hem lag bloed. Ik belde meteen 112, en meldde aan de Duitse hulpdiensten wat er gebeurd was. Er kwamen omstanders bij. Een vrouw controleerde het slachtoffer en gaf aan dat er niets meer voor hem te doen was. Ik belde mijn opdrachtgever op en vertelde wat er gebeurd was. Al heel snel hoorde ik sirenes dichterbij komen. Ik begon te trillen als een blad aan een boom.

Iemand DOOD gereden
Het leek alsof ik in een film was beland, die in slow motion werd afgespeeld. Mensen liepen om me heen, ik zag hen praten, maar hoorde ze niet. Het drong niet echt tot me door. Wie het waren, wat ze wilden, ik wist het niet meer. Ik probeerde m’n gedachten te ordenen: “Wat is er gebeurd? Wat heb ik gedaan?” Het leek op een nachtmerrie. Ik voelde me steeds verder weg glijden, in een staat van rust en stilte. Ik zag alleen nog schimmen. Later begreep ik dat ik in shock was geraakt.

Ik werd overgebracht naar een ziekenhuis in Nordhorn. Ze probeerden met me te praten, maar dat lukte niet. Ik was nauwelijks aanspreekbaar. Ik ben toen maar op een kamertje gelegd en heb een tijdje geslapen.  

Ziekenhuis
Toen ik m’n ogen weer opende had ik geen idee waar ik was. Dat ik was overgebracht naar een ziekenhuis in Nordhorn had ik niet bewust meegekregen. Stukje bij beetje kwamen flarden van herinneringen en beelden terug van wat er gebeurd was. “Shit, ik heb iemand aangereden. Iemand DOOD gereden”. Ik voelde me misselijk en angstig. “Waar ben ik nu? In de gevangenis? Is mijn gezin op de hoogte gebracht van wat er is gebeurd? Weten zij waar ik ben?”

Er kwamen mensen binnen die me vroegen naar mijn naam en naar wat er was gebeurd. Ik had moeite om in het Duits antwoord te geven. Ik probeerde uit te leggen dat ik me alleen flarden herinnerde van wat er was gebeurd. Ik vroeg ze waar ik was. Het bleek een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis te zijn. Ook bleek er contact te zijn gelegd met mijn vrouw. Ze was onderweg. Ik werd weer kalm, kreeg wat te eten en viel weer in slaap.

Toen ik wakker werd, stond mijn vrouw in de kamer met een vriendin. Eindelijk zag ik bekende gezichten. Er brak iets in mij en ik barstte in tranen uit. Ik vertelde hen wat er was gebeurd. Ze bleven niet lang, wat begrijpelijk was, want ik was net een zombie. Ze hadden toiletartikelen en wat geld meegebracht. Ook vertelde mijn vrouw dat RaNed was ingeschakeld om mij te helpen. Daar werd ik weer wat rustiger van.

Later die dag moest ik met de patiënten in de rij gaan staan in de gang voor medicijnen. Ik kreeg wat pillen in een potje, met een glas water. Ik moest dat ter plekke innemen, en er was controle door een zuster, of ik alles had doorgeslikt. Daarna was ik een zombie de rest van de dag. Ik voelde me alsof ik zweefde. Ik wist, dacht of voelde helemaal niets op dat moment. Alleen dat ik daar weg wilde, naar huis. Maar het was een gesloten afdeling, dus ik dacht: ik mag nergens heen.

Doodongelukkig
Een onrustige nacht volgde. Ik lag urenlang te piekeren over vragen waarop ik de antwoorden niet wist. “Wat is er nou gebeurd? Heb ik een black-out gehad? Heb ik niet goed opgelet? Ben ik dan een moordenaar? Wat gaat er nu gebeuren met mij? Mag ik bijna naar huis? Moet ik naar de gevangenis?”

De volgende morgen had ik een gesprek met een ‘zielzorger’. Ik vertelde zo goed en zo kwaad als ik kon wat er was gebeurd en zei dat ik me schuldig voelde. Zo moest ik niet denken, werd me gezegd. Maar hoe doe je dat, zo niet denken? Ik zei dat ik me rot voelde. Van God en iedereen verlaten. Hij wenste me sterkte. En toen kon ik weer gaan, naar m’n kamer en zat ik uren alleen. Alleen met een rotgevoel.

Ik vond het een hel daar. Ik liep vol met angst en negatieve gedachten. “M’n leven is naar de klote. En ook de levens van andere mensen. Ik heb iemand het leven genomen. Wat erg dat ik dat niet terug kan draaien! Ik ben een moordenaar! Hoe moet ik dat straks aan mijn kinderen vertellen?”

Als ik op de zaal was hield ik de hele tijd de deur van de afdeling in de gaten. Iedere keer als die openging, dan dacht ik: “De Polizei is er, met handboeien, om me op te halen”.

Eindelijk naar huis
Maar ondertussen was Raoul van Noort van RaNed druk bezig voor mij. Meteen nadat hij was ingeschakeld, trok hij alle registers open om mij daar zo snel mogelijk weg te krijgen. Hij belde me die middag op en ik herinner me dat hij schrok van de omstandigheden waaronder ik daar verbleef. Hij kwam me meteen halen, zei hij. En dat gebeurde ook. Wat was ik blij toen hij door die deur kwam en de afdeling op liep! We zijn meteen m’n spullen gaan pakken en zijn sofort vertrokken. Ik wilde zo graag weg daar! Buiten gekomen heb ik voor het eerst na het ongeval weer een peuk gerookt, want Raoul had onderweg een pakje shag voor me gekocht. De topper.

Ik stapte bij Raoul in de auto en we reden naar huis in Lemmer. Onderweg konden we praten en legde hij me uit hoe het traject waarschijnlijk zou gaan verlopen en dat hij me daarbij zou gaan helpen. Mijn gevoel van onmacht nam daardoor af. De aankomst bij m’n gezin was heel emotioneel. Toen kwamen alle emoties die ik had opgekropt in één keer los. Raoul is ondanks het late tijdstip nog een tijdje gebleven, vooral om te helpen de situatie rustig met mijn vrouw en de kinderen te bespreken. Daarna probeerde ik te slapen, maar ondanks m’n vermoeidheid lukte dat nauwelijks.

Mijn nachtrust is vanaf de dag van het ongeluk nooit meer hetzelfde geweest als voorheen.

Bezoek
De volgende dag kwam de huisarts langs. Ik was fysiek in orde, maar voelde me verschrikkelijk. Hij schreef me iets rustgevends voor en wenste me succes. Ik kon hem altijd bellen, en in het weekend de huisartsenpost.

Er kwamen bekenden op bezoek, uit medeleven. Vrienden, familie, collega’s. Ze kwamen, maar wisten vaak niet wat ze tegen me moesten zeggen. Behalve ‘ik begrijp het’, ‘ik snap hoe je je voelt’ of tips zoals ‘probeer er niet te zwaar aan te tillen’. Het irriteerde me mateloos. Want zij hadden nog nooit iemand doodgereden. Ik dacht: “luister gewoon naar me. Of laat me anders met rust.”

Ondanks dat ik weer thuis was en er bekenden om me heen waren, voelde ik me nog steeds eenzaam. Met nog steeds dat rotgevoel dat ik niet kon omschrijven. Steeds kwamen weer die gedachten: “ik ben schuldig! Ik heb een leven genomen. Ik heb de levens van zijn nabestaanden verwoest.”

De rompslomp
Al snel begon de administratieve rompslomp. Er kwam post uit Duitsland dat ik moest doorlezen en de verzekeraar stuurde formulieren die ik moest invullen. Ik werd er ontzettend moe van. Ik wilde er eigenlikk niets mee te maken hebben en met rust worden gelaten, door iedereen. Maar er was een hoop te regelen en af te handelen, dus het ging maar door. M’n truck stond nog in Duitsland, en m’n telefoon lag er nog. De rekeningen stroomden binnen. Ik moest kopieën maken van van alles. Zo ging het maar door.

Raoul bracht het inschakelen van een advocaat ter sprake, om me met al dat regelwerk te helpen. Ook omdat er in Duitsland een aanklacht zou komen, want dat stond wel vast.  

Dat rotgevoel
Een gevoel laat zich zo lastig omschrijven, maar met de gedachten die erbij horen lukt het beter. Ik was in de war. Ik wilde aandacht, maar niet op de manier zoals ik dat kreeg. De mensen die me wilden helpen, stootte ik vaak van me af. Ik wist niet wat ik wilde. Ik wist niet meer wie ik was. Alles was teveel.

Ik had zo’n spijt van wat er was gebeurd! Maar ik kon niets doen om het weer goed te maken. Ik wilde soms zelf ook dood en vond dat ik dat misschien ook had verdiend.

Weer achter het stuur
De vraag werd me al snel weer gesteld: ga je weer rijden? Nadat ik thuis was gekomen werd m’n truck al door Duitse politie vrijgegeven. En weer wat later hoorde ik dat mijn opdrachtgever, Van der Veer uit Warns, de truck uit Duitsland had opgehaald.

Hij nodigde me uit om samen met m’n vrouw koffie te komen drinken. Daarna waren we met z’n drieën naar de truck gelopen. Hij deed de deur open en vroeg: wil je er niet even in gaan zitten? Het was moeilijk, maar ik heb het toch gedaan. Voor het eerst sinds het ongeval zat ik weer achter het stuur.

Er gebeurde meteen van alles met me. Ik werd zenuwachtig. Er spookten allerlei gedachten door mijn hoofd en ik voelde me raar. “Start hem anders maar even”, zei hij toen. Dat heb ik gedaan. Ik kreeg zweet op m’n rug en tranen in m’n ogen. Toen ik weer wat rustiger werd, heeft hij me zelfs zover gekregen een klein rondje over het terrein te rijden. Het voelde als de zwaarste meters in mijn leven.

Weer aan het werk
Ik zag het in het begin nog niet zitten om weer op pad te gaan met de truck. Een chauffeur waar ik altijd veel contact mee had bood aan om een week met hem mee te gaan. Om weer vertrouwen in mezelf en het rijden te krijgen. Na lang nadenken besloot ik dat te gaan doen. De eerste dag heb ik er alleen naast gezeten, dat vond ik al heel spannend. De volgende dag heb ik wel gereden. In het begin was ik gespannen, maar langzaam maar zeker werd het beter. Het vertrouwen in mezelf kreeg ik al vrij snel terug. Maar het vertrouwen in andere weggebruikers bleef een probleem.

Na terugkomst ben ik weer met m’n eigen truck gaan rijden. Ik moest wel, ook omdat ik financieel geen keus had. Ik had geen arbeidsongeschiktheidsverzekering, want dat was voor mij te duur. Dus ging ik weer aan de bak.

Ondertussen bleven de papieren over de afhandeling van het ongeval maar binnenkomen, ik werd er gek van. In overleg met Raoul besloten we dat voortaan alle rompslomp via hem zou gaan, om mij te ontlasten. Daarnaast ben ik EMDR-therapie gaan volgen. Daardoor kreeg ik meer rust en kon ik me helemaal op m’n werk richten.

Echtscheiding
Vanwege alle spanningen strandde wel m’n huwelijk. Het liep tussen ons al langer niet lekker, en de omstandigheden na het ongeval zorgden voor nog meer verwijdering. Ook anderen in mijn omgeving trokken zich steeds meer terug. Ik voelde me verschrikkelijk eenzaam en onbegrepen.

Gelukkig bleef één vriendin, Anna, me steunen. Haar kon ik altijd bellen. Ook Raoul bleef natuurlijk aan m’n zijde. Dat waren de personen met wie ik kon praten en kon uithuilen als het nodig was. Ik zou niet weten wat ik zonder hen zou moeten.  Ook mijn opdrachtgever is altijd naast me blijven staan.

De aanklacht
Raoul had een advocaat voor me geregeld in Duitsland. De advocaatkosten zouden, net als de kosten van RaNed en de EMDR-therapie, door de verzekeraar worden vergoed. Ze betaalden alle facturen erg laat, en het viel me tegen dat ik van hen nooit een persoonlijk bericht of een blijk van medeleven heb ontvangen. Het enige bericht was dat de premie voor het nieuwe jaar was verdubbeld. Door mijn verzekeraar was ik kennelijk al schuldig bevonden.

Maanden later kwam eindelijk de aanklacht binnen: Roekeloos rijgedrag, met de dood van een mens tot gevolg. De grond zakte onder mij voeten weg. Ik had hier geen rekening mee gehouden. Mijn advocaat heeft de Duitse Justitie toen laten weten dat we het niet met de aanklacht eens waren. Ik had in mijn beleving niet roekeloos gereden.

Toen kwam er een schikkingsvoorstel. Als ik een flink bedrag zou betalen, ongeveer vier maandsalarissen, dan werd de zaak geseponeerd. Ik bekende dan formeel wèl schuld. De advocaat stond hier positief tegenover, omdat ik dan overal vanaf zou zijn. Maar ik voelde dat heel anders. Ik ging nog liever strijdend ten onder. Dus ik liet RaNed en de advocaat weten dat ik de schikking niet accepteerde. De zaak ging naar de rechter.

De rechtszitting
De dag van de waarheid naderde. Ik voelde me heel nerveus. Samen met Raoul, Anna, de advocaat en een tolk, namen we plaats in de hal van de rechtbank in Nordhorn. We hadden nog even de tijd om de zitting voor te bespreken. Daarna ging ik met een bonzend hart de zaal binnen.

Ik moest plaatsnemen tussen mijn advocaat en de tolk, tegenover de aanklagers en de rechters. Raoul en Anna namen plaats op de plekken voor publiek. Van de familie van het slachtoffer was er niemand. Er was alleen een journalist van een lokale krant aanwezig.

Aan de ene kant was ik opgelucht dat de nabestaanden er niet waren, maar aan de andere kant had ik toch wel graag contact willen hebben, om mijn spijt te betuigen. Dat had me misschien van mijn enorme schuldgevoel af kunnen helpen.  

Een sisser
En toen liep de zaak met een sisser af. De aanklager nam het woord en legde uit dat hij de zaak wilde seponeren tegen betaling van een geldbedrag aan een goed doel. De rechter vroeg waarom de aanklacht is gewijzigd en de aanklager zei dat zij niet hebben kunnen vaststellen waar het slachtoffer op het moment van het ongeval vandaan kwam en mij dus ook geen roekeloosheid konden verwijten.

Mijn advocaat vroeg een schorsing aan en op de gang bespraken we het nieuwe voorstel. Hij gaf aan dit nog nooit te hebben meegemaakt in z’n carrière. Het voorstel hield in dat ik een bedrag stortte aan een kinderhospice in Osnabrück. Daarmee zou de zaak worden geseponeerd, zonder strafblad. Dat voorstel heb ik meteen geaccepteerd.

Alleen maar slachtoffers
Ik ben dan wel gezuiverd van alle juridische blaam, ik voel me nog steeds schuldig. Nog steeds zegt een stem in me dat ik een leven op mijn geweten heb. Sinds de dag van het ongeval sta ik daarmee op en ga ermee naar bed.

Mijn leven is ontwricht. Ik heb moeite met contact leggen met anderen, en als er contact is ervaar ik veel onbegrip. Mensen snappen niet dat ik me zo rot voel over wat er is gebeurd. Iemand zei: “zet je er toch overheen joh, er zijn 85 miljoen Duitsers, en nu eentje minder.” Dat soort opmerkingen komt hard binnen.

Ik weet niet of ik het ooit zal kunnen verwerken. Ik moet m’n plekje weer vinden, maar ik weet nog niet hoe. Er zijn zelfs dagen geweest dat ik er een einde aan wilde maken, maar ik kan dat de mensen waar ik om geef niet aandoen. Daarom vecht ik door.

Er zijn geen daders in dit verhaal. Alleen maar slachtoffers, aan beide kanten.

Hulp
Ik ben dankbaar voor de hulp die ik heb ontvangen van Raoul van RaNed. Al de tijd die hij stak in het regelwerk. De gesprekken die we voerden en hoe geduldig hij was. De ondersteuning die ik van hem mocht ervaren was cruciaal.

Misschien dat ik met het opschrijven van mijn verhaal iemand anders kan helpen die onverhoopt hetzelfde meemaakt. Dat is een prettige gedachte.

Heb jij ook een verkeersongeval veroorzaakt en zoek je hulp bij de verwerking? Slachtofferhulp Nederland is er ook voor jou. Kijk hier voor informatie.