Oud-burgemeester Job Cohen beleefde een lastige zondagmiddag met nabestaanden van oorlogsslachtoffers. Onder hen heersen boosheid en onbegrip over de financiële regeling van de NS voor de transporten naar Westerbork.

“Ik begrijp alles wat hier is gezegd. Mijn grootouders zijn in Bergen-Belsen omgekomen. Je weet dat je het met deze commissie niet goed kunt doen. Maar je moet het wel doen.” Bijna anderhalf uur lang liet Job Cohen gelaten de kritiek over zich komen over de financiële tegemoetkoming van de NS voor het treintransport naar nazikampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was gekomen om tekst en uitleg te geven op een bijeenkomst van het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers.

Verontwaardiging
Tot verontwaardiging van de paar honderd aanwezige nabestaanden van slachtoffers van de Holocaust en familie van voormalige verzetsstrijders, was de Nederlandse Spoorwegen niet present. NS-topman Roger van Boxtel ontbrak in Hotel Casa 400, hoewel Robert Berendsen, voorzitter van het verbond, zei hem te hebben uitgenodigd. Gevolg was dat Cohen als enige onder vuur lag.

De oud-burgemeester van Amsterdam is voorzitter van een commissie die de afspraak over een financiële regeling tussen Salo Muller en de NS nader heeft uitgewerkt. De NS gaat geld uitkeren aan Joden, Roma en Sinti wegens het transport naar Westerbork, waarvandaan ze verder werden vervoerd naar concentratiekampen die de meesten niet overleefden. Degenen die daar wel in slaagden krijgen 15.000 euro per persoon, weduwen en weduwnaars 7500 euro en kinderen ontvangen dat laatste bedrag gezamenlijk. Er zijn inmiddels 3000 aanvragen ingediend.

Het mag geen compensatie of schadevergoeding heten, benadrukte Cohen, want geen enkel bedrag kan het leed vergoeden. “Het gaat om een moreel gebaar, waarmee de NS erkent: we hebben iets verschrikkelijks gedaan.”

In de media werd Muller eind vorig jaar neergezet als iemand die gerechtigdheid brengt voor velen. Maar de kritiek op de uiteindelijke afspraken zwelt aan. Nabestaanden van verzetsstrijders klagen dat ze zijn uitgesloten van de regeling. De bijeenkomst in Casa 400 maakte duidelijk dat ook binnen de Joodse gemeenschap onvrede bestaat.

Bijvoorbeeld over het feit dat kinderen, weduwen en weduwnaars het moeten doen met de helft van 15.000 euro. En het gegeven dat alleen ‘belanghebbenden, dan wel hun nabestaanden’ in aanmerking komen die nog in leven waren op 27 november 2018 – de datum waarop Muller het akkoord met NS sloot – wordt als groot onrecht beschouwd. In plaats van deze ‘peildatum’ zou de dag waarop het eerst transport richting Westerbork plaats vond, uitgangspunt moeten zijn, betoogden aanwezigen.

Kritiek
Cohen zei begrip te hebben voor veel van de kritiek. Maar de NS heeft de bewegingsruimte van zijn commissie nu eenmaal afgebakend, legde hij uit. De regeling is bedoeld voor diegenen die slachtoffer waren van genocide. Dat waren verzetsstrijders als groep niet.

Hij citeerde uit het advies dat zijn commissie schreef, waarin sprake is van een ‘buitengewoon ingewikkelde, zo niet onmogelijke opdracht’ van de NS. “Het uitsluiten van bepaalde groepen kan voor betrokkenen en hun nabestaanden onbegrijpelijk overkomen.”

Bij vragen over het ontbreken van een collectieve regeling voor verzetsstrijders, verwees Cohen door naar de NS. Op 3 oktober gaat het spoorbedrijf in gesprek met nabestaanden. Veel aanwezigen hebben weinig fiducie in de uitkomst.

Er waren emotionele verhalen, bijvoorbeeld over een moeder die na de oorlog altijd angst had gehad om met de trein te reizen, en vragen over het ontbreken van geld voor de kindtransporten en voor grootouders die zijn vergast.

Genoegdoening
Iemand vertelde dat zijn vader zich zijn hele leven was blijven afvragen of hij nog genoegdoening zou krijgen van NS. Een paar weken voordat Muller een akkoord bereikte, overleed hij. Het deed Cohen denken aan zijn periode als staatssecretaris van Justitie, toen hij een pardon afkondigde voor ongedocumenteerden die minstens zes jaar in Nederland waren. “Toen waren er mensen die 5 jaar en 11 maanden hier waren. Dat soort grenzen zijn verschrikkelijk.”

Cohen kreeg het verwijt de NS naar de mond te hebben gepraat en geen ruggespraak te hebben gehouden met organisaties van nabestaanden en slachtoffers. Geduldig bleef Cohen betogen dat dat laatste was gebeurd om vaart te maken vanwege de hoge leeftijd van veel betrokkenen.

Gespreksleider Bernard Hammelburg oogstte een mager applausje, toen hij de commissie prees en zei dat de leden ‘binnen de kaders van de opdracht’ enorm hun best hebben gedaan.

“Ik ga geen sorry zeggen,” zei Cohen tegen het einde van de middag, “NS wel.”

(Bron: Het Parool)