Frans de Jager stopt deze maand zijn activiteiten als schaderegelaar wegens pensionering. Na een lange carrière in het verzekeringsbedrijf, laatstelijk als directeur bij London Verzekeringen, richtte hij in 2010 zijn bureau De Jager Schaderegeling op. Hij specialiseerde zich in de afwikkeling van langlopende en gecompliceerde letselschaden in opdracht van verzekeraars.  

Ter gelegenheid van zijn afscheid wil hij een instrument bepleiten dat kan worden ingezet bij (te) langlopende schadedossiers. Jaarlijks worden door verzekeraars ongeveer 65.000 nieuwe letselschadezaken in behandeling genomen. Ongeveer 90% van die zaken worden binnen twee jaar afgewikkeld. Helaas geldt dat niet voor het resterende deel van ongeveer 6.500 dossiers. 

Voor een deel is dat een gevolg van de ernst van het opgelopen letsel, waarbij in de eerste periode nog niet kan worden overzien welke financiële schade er uiteindelijk resteert. Een voorbeeld zijn de dossiers waarbij kinderen ernstig letsel oplopen. Meestal kan pas rond het 18e jaar, als sprake is van een medische eindtoestand, het toekomstig verloop goed worden ingeschat. Pas op dat moment kan de schade definitief worden vastgesteld.

Trage behandeling
Naast deze dossiers, die niet snel kunnen worden geregeld, zijn er helaas ook dossiers die traag worden behandeld. Belangenbehartigers wijzen dan nogal eens met een beschuldigende vinger naar verzekeraars. Hoewel sommige verzekeraars letselschaden voortvarender kunnen behandelen, is het niet reëel om alleen de verzekeraars als bedrijfstak aan de schandpaal te nagelen. Ook belangenbehartigers kunnen eraan bijdragen dat schaden sneller worden geregeld.

Soms wordt een trage behandeling bij de belangenbehartigers veroorzaakt door het systeem van de buitengerechtelijke kostenvergoeding. Dat systeem werkt het op gang houden van de discussie in de hand. Elk gedeclareerd uur wordt immers in beginsel door de WA-verzekeraar betaald. En dan gaat het meestal om tarieven tussen de €290,- en €360,- per uur inclusief kantoorkosten en BTW.

Ook komt het voor dat sprake is van belangenbehartigers die niet in staat zijn om snel tot een regeling te komen. Het kan gebeuren dat jaren wordt gediscussieerd over de hoogte van een redelijke vergoeding. Dat is natuurlijk niet de bedoeling en zeker niet in het belang van het slachtoffer. Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat het slachtoffer empathie, snelheid en een redelijke schadevergoeding van groot belang acht. 

Voorlopig deskundigenbericht
Om vertraging in de afwikkeling van de schade te voorkomen kunnen beide partijen (zowel de verzekeraar als de belangenbehartiger) het instrument van een voorlopig deskundigenbericht inzetten. Wanneer partijen immers geen overeenstemming weten te bereiken over de omvang van de schade, kan één van hen een voorlopig deskundigenbericht ex. art 202 Rv aanvragen. In het bijbehorende verzoekschrift kan de aanvragende partij aangeven dat ondanks een maanden of jaren durende discussie partijen het niet eens kunnen worden over de hoogte van de schade. Vervolgens kan dan aan de rechter worden gevraagd om een deskundige op het gebied van letselschade te benoemen, die bindend voor beide partijen de schade kan vaststellen. 

In de letselschadepraktijk wordt nu al veelvuldig de benoeming van medische deskundigen of arbeidsdeskundigen aan de rechter gevraagd (of een actuarieel rekenaar in een enkel geval). De benoeming van een deskundige op het gebied van de vaststelling van de letselschade komt zelden of nooit voor. En juist om te voorkomen dat de schadeafwikkeling onnodig wordt vertraagd kan zo’n middel worden ingezet.

De rechter die het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht dient te beoordelen, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij of zij dient het verzoek in beginsel toe te laten, tenzij sprake is van een verzoek dat in strijd is met de goede procesorde of dat van de bevoegdheid om toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

Als de rechter het verzoek toewijst, zal een onafhankelijke deskundige worden ingeschakeld die de schade begroot. Dat deskundigenbericht kan vervolgens worden gebruikt om de schade minnelijk af te wikkelen of om de rechter te vragen de schade op basis van dat rapport definitief vast te stellen.

Door dit instrument van het deskundigenbericht in te zetten kunnen beide partijen, die de ander het verwijt maakt van een trage behandeling of een doorlopende discussie in stand te houden, als het ware een afwikkeling forceren. De deskundige die over veel schadevaststellingskennis beschikt, kan bij beide partijen inventariseren hoe de verschillende standpunten liggen. Als de deskundige eenmaal heeft gerapporteerd, kan de schade worden afgewikkeld. En dat is de gerechtvaardigde wens van het slachtoffer en daar zou het immers de beide bij de schaderegeling betrokken partijen om moeten gaan.

Onafhankelijkheid
De enige angel in dit voorstel is het mogelijk ontbreken van deskundigen die een voldoende onafhankelijke positie innemen. De meeste deskundigen zullen óf uit het kamp van de verzekeraars óf uit het kamp van de belangenbehartigers komen. Dat behoeft niet persé een bezwaar te zijn, mits de deskundige zich bewust is van zijn onafhankelijke positie en bij zijn oordeel de redelijkheid centraal stelt. Als partijen dit instrument echt willen inzetten, dan is het slechts een kwestie van tijd, totdat de eerste onafhankelijke schadevaststellingsdeskundigen zich verenigen.

Frans de Jager gaat met pensioen, na een lange carrière in het verzekeringsbedrijf en de schaderegeling. Hij vervulde managementfuncties bij achtereenvolgend Unigarant, Helvetia Ongevallen, ELVIA Verzekeringen en London Verzekeringen. Hij behaalde een Master in Business Administration Insurance.  Zijn speciale interesse ging uit naar letselschade, getuige ook de bestuursfuncties die hij vervulde, o.a. bij het Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV). In 2010 startte hij zijn eigen schaderegelingsbureau, waarbij de behandeling van gecompliceerde en kostbare letselschaden, in opdracht van verzekeraars van verkeers- en medische aansprakelijkheid, centraal stond.