Twee weken geleden zou een vriendin gaan skiën in Zwitserland met een vriendin. Een dag voor vertrek besloten ze niet te gaan. Paul, de altijd laconieke vriend van een van beiden, ontplofte. Voor het eerst sprak hij met stemverheffing: „Een vakantie annuleren, dat doe je als er een sterftegeval in de familie is. En eigenlijk zelfs dan niet.”
Bij mij thuis ging het niet veel anders vorige week. Het inkoopbeleid had altijd één uitgangspunt: de supermarkt is je voorraadkast. Dat vond ik niet altijd handig, maar om discussie met de man te voorkomen had ik lang geleden gecapituleerd en staan slechts in één lade wat houdbare producten. Al jaren. Maar vorige week werd ik daar onrustig van. Als het gezin straks Covid-19 heeft, moeten we toch een paar dagen kunnen uitzieken zonder boodschappen te hoeven doen.
Maar voor het aanleggen van een extra voorraadje pasta, tonijn in blik en – toegegeven – pleepapier, was een discussie van twee dagen nodig. Alsof we moesten beslissen over de koop van een nieuw huis. Het gehakketak over proviandering was nog niet voorbij, of we stonden voor de volgende discussies: ging onze dochter wel of niet naar hockey, naar zwemles, naar het kinderfeestje in een afgeladen ondergrondse speeltuin?
Steeds als de man zei dat ons aan de richtlijnen houden meer dan voldoende is, dat ons als gezonde niet-bejaarden weinig kon gebeuren, en hij schamper lachte als ik met die extra gevulde boodschappentas binnenstapte, groef ik me dieper in míjn loopgraven in. Ik verweet hem met open ogen de ondergang tegemoet te gaan; zichzelf, zijn collega’s, zijn moeder en buren in gevaar brengend met zijn roekeloze gedrag.
Toen moest ik het allermoeilijkste onderwerp nog aansnijden: wel of niet naar school de volgende dag? Het was alsof ik de meest impertinente vraag in jaren stelde. „Natuurlijk gaat ze naar school”, vond de man, waarna ik een hoorcollege kreeg over het maatschappelijk belang van een doorwerkende economie. Dat we beiden niet echt in vitale beroepen werken en ons kind dus prima thuis kunnen houden, vond hij flauwekul. Zo kissebisten we een week lang op het scherp van de snede over zaken waarover we binnen onze relatie nooit hadden hoeven praten of beslissen.
Een nieuwe breuklijn ontstond vorige week in onze samenleving. De rekkelijken – zij die de gevaren en maatregelen met een korreltje zout nemen – tegenover de preciezen: de mensen die vorige week al begonnen met thuiswerken, hun kinderen thuis houden en restaurants mijden. Een breuklijn die dwars door families en gezinnen heenliep. Met flinke ergernissen en ruzies tot gevolg.
Neem een bevriend stel. Zij zat vorige week in Londen, hij paste thuis in Nederland op de kinderen. Zij belde om hem in te peperen dat de kinderen nadrukkelijk naar school moesten de volgende dag. Aan die aanstellerij van sommigen doen ‘wij’ niet mee, zei ze. Hij hield ze de volgende dag toch thuis.
Pas zondagavond keerde bij ons de rust weer terug, toen de overheid het beslissen van ons overnam. Zo werd de nieuwe relationele breuklijn gelukkig weer gedicht. En naar ik van vriendinnen hoorde, ook in vele andere gezinnen. Dat is maar goed ook, nu miljoenen mensen het wekenlang thuis met elkaar moeten zien vol te houden tussen vier muren.
Zo’n abrupte nieuwe breuklijn heeft me wel wat historisch besef bijgebracht. Want zo is het in de geschiedenis – doorgaans bij veel ingrijpender issues – veel vaker gegaan. Zoals toen de Reformatie zich in de zestiende eeuw over Nederland verspreidde. Harmonieuze gezinnen die plotseling verscheurd werden door een discussie die je niet zag aankomen. De ene ouder werd calvinist, de ander bleef katholiek. Ook veel recenter zijn er goede voorbeelden. Ik had vriendinnen van wie de vriend zich in 2002 ineens aangetrokken voelde tot Pim Fortuyn. Later ontstonden dezelfde relationele spanningen rond de aanpak van Griekenland in de eurocrisis, klimaat, en recent rond Forum voor Democratie. Menig man neigt naar Thierry Baudet, terwijl de vrouw het op Jesse Klaver houdt. Ons hedendaags individualisme speelt daarbij natuurlijk een belangrijke rol: waarom zou je dezelfde mening moeten hebben als je echtgenoot? Niet ieder huwelijk om me heen heeft deze spanningen overigens overleefd.
De kaarten in onze samenleving lijken meestal langdurig geschud. Maar soms ontstaat er plots – ogenschijnlijk uit het niets – een kwestie die de geesten in nieuwe kampen verdeelt. Vorige week werd duidelijk dat zoiets zelfs kan gebeuren rond een ‘griepje’, om het idioom van het ideologisch kamp van mijn vriend te gebruiken.
(Bron: NRC)