De Rechtbank Rotterdam heeft zich onlangs uitgelaten over de vraag of een fietser die ’s nachts in het Zuiderpark in Rotterdam is aangevallen door drie honden, aanspraak maakt op een (smartengeld)vergoeding.

Door mr. Demen Bülbül

Feiten
Op 1 juli 2015 fietste eiser ’s nachts door het Zuiderpark in Rotterdam met een fiets over zijn schouder. Gedaagde was op dat moment daar haar drie honden aan het uitlaten. De honden van gedaagde schrokken van de voorbijfietsende fietser en renden blaffend op hem af. De fietser is vervolgens van zijn fiets gestapt, waarna hij letsel heeft opgelopen als gevolg van (beet)contact tussen hem en één van de honden. Het letsel van het slachtoffer bestond uit een bijtwond op rechteronderbeen. Daarnaast bleef hij na het voorval last houden van slaapproblemen, herbelevingen en angst voor honden. Tevens is er op 13 juli 2016 (een jaar later dus) een posttraumatische stressstoornis (PTTS) vastgesteld bij hem. Het slachtoffer bezocht van 22 juli 2016 tot en met 28 november 2016 15 maal een psycholoog.

Vordering eiser en verweer gedaagde
Het slachtoffer vordert een schadevergoeding van in totaal € 2.545,74, bestaande uit € 25,74 aan reiskosten, € 20,00 aan ziektekosten en € 2.500,00 aan smartengeld. Hij baseert zijn vordering op artikel 6:179 BW en artikel 6:162 BW. Op grond van artikel 6:179 BW is de bezitter van een dier aansprakelijk voor door het dier aangerichte schade, tenzij aansprakelijkheid zou hebben ontbroken indien hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad.

De gedaagde verwerpt de aansprakelijkheid omdat de fietser zelf naar de honden zou hebben geschopt. De fietser heeft zichzelf hierbij volgens gedaagde verwond aan een tand van de hond, dan wel heeft de hond gereageerd op deze onrechtmatige daad van de fietser, waardoor sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Subsidiair betwist gedaagde de hoogte van de schade door aan te voeren dat sprake is van eigen schuld en daarnaast de schadeposten afzonderlijk te betwisten.

Beoordeling rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6:179 BW de bezitter van een dier aansprakelijk is voor de door het dier aangerichte schade, tenzij aansprakelijkheid op de voet van artikel 6:162 BW zou hebben ontbroken indien de bezitter de gedraging van het dier bewust zou hebben toegelaten. Een voorbeeld van zo’n uitzondering (de tenzij-formule) is dat een waakhond die een inbreker aanvalt en hem daarbij schade toebrengt, de bezitter niet aansprakelijk maakt, omdat een beroep op noodweer ook bij controle over de waakhond zou slagen. Gedaagde heeft een beroep gedaan op de tenzij-formule. Volgens haar is het letsel ontstaan doordat het slachtoffer heeft geschopt naar de hond. Het slachtoffer betwist dat hij heeft geschopt.

De rechtbank overweegt dat vaststaat dat de honden van gedaagde blaffend op het slachtoffer afrenden op het moment dat hij slechts voorbij wilde fietsen. Los van de discussie of het slachtoffer daadwerkelijk heeft geschopt naar de honden, vormen de aangevoerde omstandigheden voor de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van de tenzij-formule. Dit was mogelijk slechts anders geweest wanneer de schade zou zijn ontstaan doordat het slachtoffer uit eigen beweging en zonder aanleiding de honden zou zijn gaan schoppen. Van een dergelijke situatie is echter geen sprake: als het slachtoffer al zou hebben geschopt naar de honden, deed hij dat omdat de honden gedrieën in het donker blaffend op hem afrenden.

De conclusie is dan ook dat gedaagde in beginsel aansprakelijk is voor de schade die door haar hond is aangericht, en dat hij onder de aangevoerde omstandigheden geen beroep kan doen op de tenzij-formule van artikel 6:179 BW, nu geen sprake is geweest van een disculpatiemogelijkheid op de voet van artikel 6:162 BW.

Eigen schuld?
Van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer waardoor de schadevergoedingsplicht van gedaagde op grond van artikel 6:101 BW mogelijk verminderd zou moeten worden, is volgens de rechtbank géén sprake. Ook als wel zou komen vast te staan dat het slachtoffer schoppende bewegingen had gemaakt naar de honden, is dit immers geen omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend. Het eventuele schoppen van het slachtoffer is volgens de rechtbank het gevolg van het feit dat de honden gedrieën in het donker blaffend op hem af kwamen rennen. De kantonrechter ziet hierin geen omstandigheid die aan het slachtoffer kan worden toegerekend, te meer daar niet is gebleken van enige uitlokking of anderszins verwijtbaar handelen aan de zijde van het slachtoffer met betrekking tot (het ontstaan van) het voorval.

Hoogte smartengeld?
Voor de hoogte van het gevorderde bedrag van € 2.500,00 verwijst het slachtoffer ter vergelijking naar een uitspraak uit de Smartengeldgids. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter geconstateerd dat een donkere vlek zichtbaar is op het rechteronderbeen van het slachtoffer. De rechter neemt aan dat dit het gevolg is van het voorval. Bovendien staat vast dat het slachtoffer een behandeling heeft ondergaan met als doel het verwerken van de posttraumatische stressstoornis die hij heeft opgelopen door het voorval. Hier staat dan weer tegenover dat er – in tegenstelling tot de uitspraak in de Smartengeldgids waarnaar het slachtoffer verwijst – geen ziekenhuisopname heeft plaatsgevonden en dat het litteken niet op een arm maar op een been aanwezig is, waardoor dit volgens de rechtbank niet bijzonder ontsierend is. De rechter begroot de smartengeldvergoeding gezien het voorgaande op een bedrag van € 750,00.

Conclusie
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam leert ons opnieuw: indien een hond schade toebrengt aan een ander, kan de bezitter van de hond niet snel onder de aansprakelijkheid uitkomen.

U kunt de uitspraak hier teruglezen.

(Bron: Jeroen Bosch Advocaten)