De internationale Congregatie van de Zusters van de Goede Herder heeft in een brief haar excuses aangeboden aan de vrouwen die als kind in hun kloosters dwangarbeid moesten verrichten. Er wordt niet gesproken over enige vorm van schadevergoeding.
Tussen 1860 en 1978 deden ongeveer 15.000 meisjes en vrouwen aan dwangarbeid in wasserijen en naaiateliers van de zusters. Ook Almelo kende een klooster van de Goede Herder waar meisjes werden gedwongen onbetaald zwaar werk te verrichten. Almelo had een beruchte reputatie bij de vrouwen die er hebben gezeten.
‘We hebben nu bewijs’
“We hebben nu bewijs dat we slecht zijn behandeld”, zegt Trudy Tjallinks, een van de slachtoffers. “Nu hopen we op genoegdoening na die ellendige tijd.” Tjallinks werd als kind ernstig misbruikt door haar vader. Ze moest vanaf haar twaalfde in de naaizaal in Almelo aan het werk en kreeg geen enkele vorm van scholing.
Gemengde reacties van de slachtoffer
Anita Suuroverste, voorzitter van de Stichting Kinderdwangarbeid Meisjes De Goede Herder, komt later met een formele reactie. Ze vertelt dat de brief bij de betroffen vrouwen met gemengde gevoelens is ontvangen. Onduidelijk is of de slachtoffers nog juridische stappen gaan ondernemen tegen de Congregatie. De stichting representeert 140 vrouwen die in de verschillende kloosters als kind dwangarbeid moesten verrichten.
Misstanden bij Jeugdzorg
De Congregatie reageert met haar excuusbrief op rapporten van de commissies De Winter en Houwerzijl/Heerma van Voss. Zij deden onderzoek naar misstanden in de jeugdzorg. De meisjes die in de kloosters werden geplaatst kwamen daar met medeweten en instemming van Jeugdzorg terecht. Minister Sander Dekker van rechtsbescherming heeft inmiddels erkend dat de meisjes groot onrecht is aangedaan.
Dekker kondigde aan dat de vrouwen “excuses, erkenning, hulp en ondersteuning van de overheid” gaan krijgen. Er wordt gewerkt aan een vorm van schadevergoeding. Volgens de bewindsman was ook erkenning nodig van de zusters zelf.
Boetekleed
Nu trekt dus ook de congregatie het boetekleed aan. Patricia Diet, hoofd van de Congregatie in Parijs: “Na het lezen van de rapporten en de verhalen van de vrouwen ben ik me zeer bewust van het lijden van de vrouwen en het heeft me diep geraakt. Temeer omdat dit lijden de kloof tussen de intenties en de realiteit onderstreept.”
Ze erkent dat de omstandigheden waaronder de vrouwen in hun jeugd opgevangen zijn “niet passend” waren. “De condities in de stichtingen waren moeilijk, met lange werkdagen en zwaar en monotoon werk.” De meisjes leefden met “weinig privacy, in onzekerheid en met een gemis aan liefde”.
(Bron: RTV Oost)