Recentelijk lag in een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad de belangwekkende vraag voor of op artsen ingevolge art. 6:74 in verbinding met 6:77 BW (risico)aansprakelijkheid rust voor ‘productfalen’ van medische hulpzaken, in dit geval PIP-implantaten. Op Mr. gaat cassatieadvocaat mr. Johan den Hoed nader in op deze zaak.

Op 19 juni 2020 beantwoordde hij hierover prejudiciële vragen. Voor de PIP-implantaten werd een CE-markering verkregen. In 2000, het jaar waarin een arts − ter uitvoering van een medische behandelingsovereenkomst als bedoeld in art. 7:446 BW − de prothese in de linkerborst van verzoekster verving door een PIP-implantaat, werd dit product wereldwijd in vele klinieken gebruikt. Met dit medische hulpmiddel werd echter grootschalig gefraudeerd, doordat in PIP-implantaten industriële in plaats van medicinale siliconen werden opgenomen. De arts was hiervan niet op de hoogte. Vanwege deze fraude verbood de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2010 de toepassing van PIP-implantaten. Het bij verzoekster ingebrachte implantaat was ondeugdelijk, want voorzien van industriële siliconen, waaraan een – in dit geval gematerialiseerd – verhoogd gevaar op scheuring was verbonden. De gebrekkigheid was voor de plastische chirurg niet te onderkennen. Verzoekster ondervindt van de scheuring van het implantaat fysieke klachten. PIP, inmiddels gefailleerd, biedt voor de schade geen verhaal. Het ziekenhuis is beperkt verzekerd tegen de bewuste aansprakelijkheid.

Lees hier het volledige artikel.

(Bron: Mr.)