In mei 2022 kwam het hof Den Bosch te oordelen over de aansprakelijkheid van de bezitter van een parkeerterrein in verband met een gestruikelde voetganger. Dit arrest laat enerzijds zien dat de toedracht van belang is; wat is er gebeurd en wie moet wat bewijzen? Anderzijds speelt de discussie over de vraag of het parkeerterrein al dan niet gebrekkig is. Voor de beantwoording van deze vraag wordt aangesloten bij het leerstuk gevaarzetting en de zogenaamde Kelderluik-criteria. Hieronder licht ik het arrest nader toe.

Door mr. Anne Floor Elbers

De feiten
In maart 2015 parkeert het slachtoffer zijn auto op het terrein van ABN AMRO (hierna: de bezitter). Na afloop van zijn afspraak met de bezitter, loopt het slachtoffer terug naar zijn auto en komt ten val. Het slachtoffer loopt hierdoor een incomplete dwarslaesie op.

Het slachtoffer stelt de bezitter op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk voor de door hem geleden schade. Volgens het slachtoffer is hij gestruikeld over een betonnen drempel, de zogenaamde biggenrug. Deze biggenrug, dan wel de indeling van het terrein, is volgens het slachtoffer gebrekkig. De bezitter wijst aansprakelijkheid echter van de hand. Volgens de bezitter staat niet vast dat het slachtoffer is gestruikeld over de biggenrug. Bovendien had het slachtoffer beter moeten opletten. Het slachtoffer had volgens de bezitter ook kunnen struikelen over zijn eigen voeten, bijvoorbeeld door onhandigheid.

Het juridisch kader: een gebrekkig opstal
Voordat het oordeel van de rechter in eerste aanleg wordt besproken sta ik kort stil bij de vereisten van artikel 6:174 BW. Op grond van dit artikel kan de bezitter van een parkeerterrein aansprakelijk zijn voor schade van een gebruiker indien het terrein gebrekkig is. Het terrein is gebrekkig indien het niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen. Voor de beantwoording van een dergelijke aansprakelijkheid wordt aansluiting gezocht bij de zogenaamde Kelderluik-criteria:

  • Het te verwachten gebruik van de opstal;
  • De waarschijnlijkheid van het niet in achtnemen van oplettendheid en voorzichtigheid door gebruikers;
  • De kans op verwezenlijking van gevaar;
  • De ernst van de gevolgen; en
  • De mogelijkheid voor de wegbeheerder van het treffen van onderhouds- en veiligheidsmaatregelen.

Het oordeel van de rechtbank
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt in eerste aanleg dat de enkele aanwezigheid van de biggenrug op het parkeervak en de indeling van het terrein geen gebrekkig opstal opleveren. De rechtbank oordeelt dat de biggenrug goed zichtbaar is en voetgangers om die reden moeten opletten. Omdat het slachtoffer bovendien tussen de auto’s door is gaan lopen – in plaats van erom heen – had het slachtoffer extra voorzichtig moeten zijn. De rechtbank wijst de vordering van het slachtoffer af.

Het slachtoffer laat het er niet bij zitten. Hij gaat in hoger beroep bij het hof Den Bosch. Het slachtoffer betoogt in hoger beroep onder andere dat de rechtbank niet heeft stil gestaan bij de toedracht. De toedracht is van belang voor de vaststelling van aansprakelijkheid. Daarnaast betoogt het slachtoffer dat het parkeerterrein wel degelijk gebrekkig is.

Hoe oordeelt het hof over de gebrekkigheid van het parkeerterrein?
Volgens de rechtbank is het niet van belang of het slachtoffer over de biggenrug is gestruikeld. De biggenruggen op het parkeerterrein en de indeling daarvan zijn op zichzelf niet gebrekkig. Het slachtoffer had rekening moeten houden met de aanwezigheid van de biggenruggen. Alleen al daarom kan het parkeerterrein volgens de rechtbank niet als gebrekkig worden aangemerkt. De toedracht is volgens de rechtbank niet relevant. Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof is de rechtbank onterecht aan de toedracht voorbij gegaan. Ook weegt het hof de Kelderluik-criteria anders af. Hieronder worden de belangrijkste overwegingen van het hof besproken.

Toedracht: wat gebeurde er precies?
Volgens het hof is de toedracht wel degelijk van belang. Het is aan het slachtoffer om de toedracht te bewijzen. Het slachtoffer dient volgens het hof aan te tonen dat hij gestruikeld is. Hiervoor beroept het slachtoffer zich op zijn eigen verklaring en die van een aantal getuigen.

Verklaring slachtoffer
Het slachtoffer heeft na het ongeval een verklaring afgelegd. Het slachtoffer benaderde de auto van de voorzijde en liep tussen zijn eigen grijze auto en een zwarte auto door. Terwijl hij tussen deze twee auto’s liep, stootte hij met zijn rechtervoet tegen een obstakel/rand. Vervolgens lag het slachtoffer op de grond.

Getuigenverklaringen
Een getuige zag het slachtoffer vallen en trof hem liggend aan tussen de grijze en de zwarte auto. Het slachtoffer lag volgens de getuige met zijn hoofd bij het achterwiel van de grijze auto. Deze getuigenverklaring bevestigt volgens het hof de looproute en daarmee de verklaring van het slachtoffer.

Een andere getuige verklaart daarnaast een hoofdwond, kapotte neus bij en bloed op de grond naast het slachtoffer waar te hebben genomen. Op basis van deze verklaring acht het hof ook aannemelijk dat het slachtoffer gestruikeld is en voorover op zijn gezicht is gevallen.

Causaal verband
Het slachtoffer heeft volgens het hof aangetoond dat hij gestruikeld en gevallen is. Het slachtoffer moet vervolgens aantonen dat dit komt door de biggenrug. Met andere woorden: een causaal verband dient aanwezig te zijn.

Ondanks dat het slachtoffer niet gezien heeft waar hij over struikelde, acht het hof aannemelijk dat hij over de biggenrug is gestruikeld. Dit baseert het hof allereerst op de verklaring van het slachtoffer waaruit blijkt dat hij met zijn rechtervoet tegen een obstakel/rand stuitte. Daarnaast blijkt uit de foto’s (die vlak na het ongeval zijn gemaakt) dat de zwarte auto deels over de biggenrug stond. De biggenrug werd als het ware gemaskeerd door de zwarte auto.

Er waren bovendien geen aanwijzingen dat het slachtoffer over een ander obstakel of spontaan is gevallen. Omdat het slachtoffer een rand/obstakel heeft gevoeld, oordeelt het hof dat dit de biggenrug geweest moest zijn. Hiermee staat het causaal verband tussen de schade van het slachtoffer en het parkeerterrein vast.

Gebrekkig opstal?
Nu het causaal verband vaststaat, moet de vraag beantwoord worden of het parkeerterrein gebrekkig is. Voor de beantwoording van deze vraag sluit het hof aan bij de Kelderluik-criteria. Het hof komt bij de hantering van deze criteria echter tot een andere slotsom dan de rechtbank.

Oordeel hof
Het hof staat allereerst stil bij het te verwachten gebruik van het parkeerterrein. Het hof oordeelt dat de inrichting van het parkeerterrein voetgangers dwingt om tussen de auto’s door te lopen. Dit baseert het hof op een advies, afgegeven door een verkeersexpert. De verkeersexpert heeft de indeling van het terrein beoordeeld aan de hand van de zogenoemde CROW-richtlijn. Deze richtlijn bevat regels over onder andere de invulling van verkeersborden en verkeerstekens op het wegdek.
Uit het advies van de verkeersexpert blijkt dat het parkeerterrein onlogisch is ingedeeld. Een andere mogelijke indeling van het terrein had tot meer ruimte voor voetgangers kunnen leiden, waardoor er niet tussen de auto’s door hoefde te worden gelopen. Deze alternatieve indeling had de biggenruggen op het terrein bovendien onnodig gemaakt.

Vervolgens oordeelt het hof dat de biggenruggen naar hun aard obstakels zijn waar mensen over kunnen struikelen en vallen. De kans dat een bezoeker struikelt over een biggenrug en hierbij lelijk ten val komt acht het hof ‘geenszins verwaarloosbaar’. Daarnaast oordeelt het hof dat dit risico ook voorzienbaar is. Volgens de expert bestaat er weinig kleurverschil tussen de biggenrug en het onderliggende terrein in kwestie. In combinatie met schaduw van omliggende gebouwen wordt de biggenrug hierdoor mogelijk over het hoofd gezien.

Bovendien had de eigenaar het risico op schade op een eenvoudige en goedkope manier kunnen inperken. Denk aan het herinrichten van het parkeerterrein of het voldoende waarschuwen voor de biggenruggen door middel van afwijkende verf of markeringen. Omdat de eigenaar dit heeft nagelaten oordeelt het hof dat het parkeerterrein gebrekkig is en dat de eigenaar aansprakelijk is voor de schade van het slachtoffer.

Eigen schuld
Hoewel het hof de bezitter aansprakelijk acht, hoeft laatstgenoemde niet de volledige schade van het slachtoffer te vergoeden. Volgens het hof is de schade namelijk mede een gevolg van een omstandigheid die aan het slachtoffer valt toe te rekenen.

Het tussen de auto’s door lopen acht het hof een niet voor de hand liggende looproute. Bij het nemen van een dergelijke looproute mag de nodige oplettendheid en voorzichtigheid van een voetganger worden verwacht. Daarbij is het volgens het hof en feit van algemene bekendheid dat biggenruggen aanwezig kunnen zijn op parkeerterreinen en dat je daarover kan struikelen.

Het hof concludeert dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van het voetganger. Het hof oordeelt dat 60 procent van de schade voor rekening van de bezitter dient te komen. De overige 40 procent komt voor rekening van het slachtoffer.

Is het oordeel van het hof bijzonder?
In deze zaak wijst het hof de rechtbank terecht op het belang van de toedracht. Het slachtoffer zal eerst de toedracht en het causaal verband moeten aantonen tussen zijn schade en het parkeerterrein. Daarna zal het slachtoffer moeten aantonen dat diens schade voor rekening van de eigenaar moet komen. Het slachtoffer moet aldus aantonen dat het parkeerterrein niet voldoet aan de verwachtingen die hij ervan mocht hebben.

Voorts is het oordeel van het hof over eigen schuld opvallend. Hoewel de gebrekkige inrichting van het parkeerterrein voetgangers dwingt tot het lopen tussen de auto’s door, zal de voetganger extra voorzichtig moeten zijn. Voetgangers kunnen er dus niet zomaar van uit gaan dat een looproute op een parkeerterrein risicovrij is. Te meer nu je rekening moet houden met de aanwezigheid van biggenruggen en de kans op struikelen.

De rechtbank oordeelde ook dat het slachtoffer rekening had moeten houden met de aanwezige biggenrug en voorzichtiger moest zijn. Het verschil met de uitspraak van het hof is echter dat deze onvoorzichtigheid geen aansprakelijkheid in de weg staat. Als de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer valt toe te rekenen, kan aansprakelijkheid gewoon worden aangenomen. Sterker nog, eigen schuld komt pas om de hoek kijken zodra de aansprakelijkheid vaststaat.

(Bron: Vogelaar Bosch Spijer Advocaten)